29 november 2010
Christus, de Heer zelf, is het die in alle aardse liturgieën de kosmische liturgie viert, die engelen en mensen, levenden en gestorvenen, verleden, nu en toekomst, hemel en aarde omvat. Priesters en gelovigen nemen op onderscheiden wijze deel aan de eredienst van Christus. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1136-1139
Als wij de eredienst vieren, moeten we ons innerlijk voorbereiden voor het grote dat daar geschiedt: nu en hier is Christus aanwezig en met Hem de hele hemel. Daar zijn allen vervuld van onzegbare vreugde en tegelijk van liefdevolle zorg voor ons. Het laatste boek van de Heilige Schrift, de geheime Openbaring, schildert in mysterieuze beelden die hemelse liturgie, waarmee wij hier op aarde instemmen.
De eredienst is vooral Gods dienst aan ons - en pas dan onze dienst aan God. God geeft zich aan ons in heilige tekenen - zodat wij hetzelfde doen; ons zonder voorbehoud aan Hem geven. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1145-1192
Jesus is aanwezig in Woord en Sacrament – God is aanwezig. Dat is het eerste en belangrijkste bij iedere eredienst. Pas daarna komen wij. Jezus offert zijn leven voor ons, opdat wij Hem het geestelijke offer van ons leven brengen. In de Eucharistie geeft Christus zich aan ons, opdat wij ons aan Hem geven. Wij geven Jezus bij wijze van spreken een blanco cheque van ons leven. Zo nemen we deel aan het verlossende en veranderende offer van Christus. Ons kleine leven wordt geopend voor het rijk van God. God kan zijn leven in ons leven leiden.
God weet dat wij mensen niet alleen geestelijke, maar ook lichamelijke wezens zijn; wij hebben tekens en symbolen nodig om geestelijke of innerlijke werkelijkheden te herkennen en te benoemen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1145-1152
Met rode rozen, een trouwring, zwarte kleding, graffiti of een aidsspeldje; altijd drukken we een innerlijke werkelijkheid uit door tekenen en die worden ook onmiddellijk begrepen. De mensgeworden God schenkt ons menselijke tekenen, waarin Hij onder ons leeft en werkzaam is: brood en wijn, het water van de doop, de zalving met de Heilige Geest. Ons antwoord op de heilige tekenen van God bestaat uit tekenen van eerbied: knielen, opstaan als we luisteren naar het evangelie, de buiging, onze handen vouwen. En net als bij een bruiloft, versieren we ook de plaats van de goddelijke aanwezigheid met het mooiste wat wij hebben: met bloemen, kaarsen en muziek.
Liturgie vieren betekent God ontmoeten: Hem laten handelen, naar Hem luisteren, Hem antwoorden. Zulke tweegesprekken uiten zich altijd in woorden en gebaren. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1153-1155.1190
Jezus sprak door tekenen en woorden tot de mensen. Zo is het ook in de Kerk, als de priester de gaven toont en zegt: ‘Dit is mijn lichaam (...) dit is mijn bloed (...).’ Alleen door die verklarende woorden van Jezus worden tekenen tot Sacramenten: tekenen die bewerken wat zij betekenen.
Waar woorden tekortschieten om God te loven, komt de muziek ons ter hulp. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1156-1158.1191
Als wij ons tot God wenden, blijft er altijd een rest onzegbaar en ongezegd. Dan kan de muziek ons helpen. In de jubel wordt de taal tot gezang – daarom zingen de engelen. Muziek in de eredienst moet het bidden mooier en inniger maken, de harten van alle aanwezigen dieper raken en op God richten en een feest van klanken voor God bereiden.
In de eredienst wordt tijd tot tijd voor God.
Vaak weten we niet wat we met onze tijd aan moeten – we zoeken een tijdverdrijf. Tijdens de eredienst verdicht de tijd zich omdat iedere seconde gevuld is met zin. Als wij de eredienst vieren, ervaren we dat God de tijd geheiligd heeft en iedere seconde tot een poort naar de eeuwigheid heeft gemaakt.
Zoals wij ieder jaar onze verjaardag of huwelijksdag vieren, zo viert ook de liturgie in het ritme van het jaar de belangrijkste heilsgebeurtenissen. Maar met één belangrijk verschil: alle tijd is Gods tijd. ‘Herinneringen’ aan de boodschap en het leven van Jezus zijn tegelijk ontmoetingen met de levende God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1163-1165.1194-1195
De Deense filosoof Sören Kierkegaard zei eens: ‘Of we zijn tijdgenoten van Jezus, of we kunnen het beter laten.’ Door gelovig mee te gaan met het kerkelijke jaar worden we inderdaad tijdgenoten van Jezus. Niet omdat we ons op die manier precies in zijn tijd en zijn leven zouden kunnen voorstellen of erin meeleven, maar omdat Hij, als ik op die manier ruimte voor Hem maak, in mijn tijd en in mijn leven komt met zijn helende en verzoenende aanwezigheid, met de explosieve kracht van zijn verrijzenis.
Met het liturgische of kerkelijke jaar wordt aan de normale loop van het jaar een verdieping gegeven door de mysteries van het leven van Christus - van de menswording tot de wederkomst in heerlijkheid. Het liturgische jaar begint met de advent, de tijd van de verwachting van de Heer, vindt zijn eerste hoogtepunt in het kerstfeest en het tweede, nog grotere hoogtepunt in de viering van het verlossende lijden, sterven en verrijzen van Christus met Pasen. De paastijd eindigt met het pinksterfeest, de uitstorting van de Heilige Geest op de Kerk. Het liturgische jaar wordt steeds weer onderbroken door Maria- en heiligenfeesten, waarbij de Kerk Gods genade prijst, die de mensen tot het heil heeft gebracht. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1168-1173.1194-1195
De zondag is het middelpunt van de christelijke tijd, want op zondag vieren wij de verrijzenis van Christus en iedere zondag is Pasen in het klein. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1163-1167.1193
Als de zondag veronachtzaamd of afgeschaft wordt, kent de week alleen nog maar werkdagen. De mens, die geschapen is voor vreugde, verkommert dan tot werkdier of consumptieslaaf. Wij moeten op aarde echt leren feestvieren, anders weten we straks niets met de hemel te beginnen. In de hemel is het zondag zonder einde.
Het ‘getijdengebed’ is het algemene, openbare gebed van de Kerk. Bijbelse teksten voeren de bidder steeds dieper in het mysterie van het leven van Jezus Christus. Wereldwijd wordt zo op elk moment van de dag ruimte gemaakt voor de drievuldige God, om de bidder en de wereld stap voor stap te veranderen. Niet alleen priesters en monniken bidden het getijdengebed. Veel christenen, voor wie het geloof belangrijk is, stemmen in met het duizendvoudige gebed dat van overal ter wereld opstijgt naar God. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1174-1178.1196
De zeven ‘gebedshorae’ (Latijn: hora = uur) zijn als het ware een gebedswoordenschat van de Kerk. Het maakt onze tongen los, zelfs als wij van vreugde, zorgen of angsten met stomheid geslagen zijn. Heel vaak is het verbazend hoe een zin, een tekst van het getijdengebed ‘toevallig’ precies past bij mijn eigen situatie. God hoort het als wij Hem aanroepen. Hij antwoordt ons in die teksten – soms zelfs ontstellend concreet. Maar soms beproeft Hij ons ook met lange tijden van zwijgen en droogheid, in afwachting van onze trouw.
Christus heeft met zijn overwinning alle plaatsen van de wereld doordrongen. Hij zelf is de ware tempel, en de eredienst aan God ‘in geest en waarheid’ (Joh. 4, 24) is niet meer aan een plaats gebonden. Niettemin zijn er in de christelijke wereld vele kerken en heilige plaatsen, omdat mensen concrete plaatsen nodig hebben om elkaar te ontmoeten, en tekenen die hen herinneren aan de nieuwe werkelijkheid. Ieder godshuis is een symbool voor het hemelse Vaderhuis waarnaar wij onderweg zijn. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1179-1181.1197-1198
Je kunt zeker overal bidden – in het bos, op het strand, in bed. Maar omdat wij mensen niet alleen maar geestelijke wezens zijn, maar een lichaam hebben, moeten wij zien, horen en voelen. Wij hebben een concrete plek nodig als we elkaar willen ontmoeten, om ‘lichaam van Christus’ te zijn; we moeten knielen als we tot God willen bidden; we moeten het veranderde brood eten; we moeten ons fysiek in beweging zetten als Hij ons roept. En een kruis langs de weg zal ons er onderweg aan herinneren aan wie de wereld behoort.
Een christelijk godshuis is een symbool zowel voor de kerkelijke gemeenschap van mensen op een concrete plaats, als voor de hemelse woningen die God voor ons bereid heeft. In een godshuis komen we bijeen om in gemeenschap of alleen te bidden en om de Sacramenten, vooral de Eucharistie te vieren. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1179-1186.1197-1199
‘Hier ruikt het naar de hemel’ – ‘Hier word je helemaal stil en eerbiedig.’ Sommige kerken hullen ons vormelijk in een sfeer van gebed. We voelen dat God hier aanwezig is. De schoonheid van de kerken verwijst naar de schoonheid, grootheid en liefde van God. Kerken zijn niet alleen stenen boodschappers van het geloof, maar woningen van God, die in het Sacrament van het altaar werkelijk en waarachtig aanwezig is.
De centrale plaatsen van een godshuis zijn het altaar met het kruis, het tabernakel, de zetel van de celebrant, de ambo, het doopbekken en de biechtstoel. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1182-1188
Het altaar is het middelpunt van de kerk. Hierop worden in de eucharistieviering het kruisoffer en de verrijzenis van Jezus Christus tegenwoordig. Het is ook de tafel waartoe het volk van God wordt uitgenodigd. In het tabernakel, een soort sacrale schatkist, wordt op een waardige en liefst goed zichtbare plaats in de Kerk het eucharistische Brood bewaard, waarin de Heer zelf aanwezig is. Het zogenaamde eeuwige licht is een teken dat het tabernakel ‘bewoond’ is. Brandt het niet, dan is het tabernakel leeg. De opvallende zetel (Latijn: cathedra) van de bisschop of priester is een teken dat het uiteindelijk Christus is die de gemeenschap leidt. De ambo (Grieks: anabainein = bestijgen), de lessenaar voor het woord van God, laat de waarde en waardigheid zien van de Bijbelse lezingen als woord van de levende God. Bij het doopbekken wordt gedoopt en het wijwaterbekken houdt de herinnering aan onze doopbelofte wakker. Een biechtstoel of -kamer is er om schuld te bekennen en vergeving te kunnen ontvangen.
Er zijn veranderlijke en onveranderlijke bestanddelen van de liturgie. Onveranderlijk is alles wat van goddelijke oorsprong is, zoals de woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal. Daarnaast zijn er veranderlijke onderdelen, die de Kerk af en toe zelfs veranderen moet. Het mysterie van Christus moet immers in alle tijden en op alle plaatsen verkondigd, gevierd en geleefd worden. Daarom moet de liturgie aansluiten bij de cultuur van de afzonderlijke volken. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1200-1209
Jezus sprak de hele mens aan: zijn geest en verstand, zijn hart en zijn wil. Precies hetzelfde wil Hij ook nu nog in de liturgie. Daarom heeft de liturgie in Afrika andere kenmerken dan in Europa, is ze in een bejaardenhuis anders dan bij wereldjongerendagen en heeft zij in een parochie een ander gezicht dan in kloosters. Maar het moet herkenbaar blijven dat het gaat om de ene eredienst van de hele, wereldwijde Kerk.