29 november 2010
De diepste oorsprong van de liturgie is God, in wie een eeuwig, hemels feest van liefde is - de vreugde van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Omdat God liefde is, wil Hij ons doen delen in zijn vreugde en ons zijn zegen schenken. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1077-1109
Onze aardse liturgieën moeten feesten vol schoonheid en kracht zijn: feesten van de Vader die ons geschapen heeft – daarom spelen de gaven van de aarde zo een grote rol: het brood, de wijn, olie en licht, wierook, goddelijke muziek en schitterende kleuren. Feesten van de Zoon die ons verlost heeft – daarom jubelen wij over onze bevrijding, ademen wij op in het horen van de woorden, worden we sterk in het eten van de eucharistische gaven. Feesten van de Heilige Geest, die in ons leeft – vandaar de overvloedige rijkdom aan troost, inzicht, moed, kracht en zegen, die uitgaat van de heilige samenkomsten.
Liturgie is altijd eerst de gemeenschap met Jezus Christus. Iedere eredienst, niet alleen de Eucharistieviering, is een Paasviering in het klein. Jezus opent en viert met ons de overgang van dood naar leven. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1085
De belangrijkste eredienst van de wereld was de viering van het Pascha van Jezus met zijn leerlingen de avond voor zijn dood in de avondmaalszaal. De leerlingen dachten dat Jezus de bevrijding van Israël uit Egypte vierde. Maar Jezus vierde de bevrijding van de hele mensheid uit de macht van de dood. Destijds in Egypte had het ‘bloed van het lam’ de Israëlieten tegen de doodsengel beschermd. Nu zou Hij zelf het Lam zijn wiens bloed de mensheid redt van de dood. De dood en verrijzenis van Jezus zijn het bewijs dat je kunt sterven en tegelijk het leven winnen. Dat is de eigenlijke inhoud van iedere christelijke eredienst. Jezus zelf vergeleek zijn dood en verrijzenis met de bevrijding van Israël uit de slavernij van Egypte. Met het Paasmysterie wordt daarom de verlossende werking van Jezus’ dood en verrijzenis aangeduid. Analoog aan het levensreddende bloed van het lam bij de uittocht van de Israëlieten uit Egypte (Ex. 12) is Jezus het ware paaslam, dat de mensheid verlost heeft van de verstriktheid in dood en zonde.
De Kerk kent zeven Sacramenten: Doop, Vormsel, Eucharistie, Sacrament van Boete en verzoening, Ziekenzalving, Wijding en Huwelijk. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1210
Sacramenten hebben we nodig om boven ons kleine menselijke leven uit te groeien en door Jezus als Jezus te worden: kinderen van God in vrijheid en heerlijkheid. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1129
In de doop worden verloren mensenkinderen tot geborgen kinderen van God; door het Vormsel worden zoekenden tot vastberaden mensen; door de biecht worden schuldigen tot verzoende mensen; door de Eucharistie worden hongerigen tot brood voor anderen; door het huwelijk en de priesterwijding worden individualisten tot dienaren van de liefde; door de ziekenzalving worden wanhopigen tot mensen vol vertrouwen. Het Sacrament in alle Sacramenten is Christus zelf. In Hem groeien wij uit de verlorenheid van de zelfzucht in het ware leven, dat niet meer ophoudt.
Wij moeten en mogen met al onze zintuigen tot God komen, niet alleen met ons intellect. Daarom geeft God zich aan ons in aardse tekenen - in brood, wijn en olie, door woorden, zalvingen en handopleggingen. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1084.1146-1152
Mensen zagen Jezus, hoorden Hem, mochten Hem aanraken en ervoeren daarin heil en heling aan lijf en ziel. De zintuiglijke tekenen van de Sacramenten tonen ditzelfde handschrift van God, die de hele mens wil aanspreken en niet alleen maar zijn hoofd.
Sacramenten zijn gaven van Christus aan zijn Kerk. Het is haar taak ze te bedienen en ze te beschermen tegen misbruik. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1117-1119.1131
Jezus heeft zijn woorden en tekenen toevertrouwd aan concrete mensen, namelijk de apostelen, en ze niet aan een anonieme massa uitgeleverd. Tegenwoordig zouden we zeggen: 'Hij zette zijn erfgoed niet vrij op het internet, maar plaatste ze op een homesite'. Sacramenten zijn voor de Kerk en door de Kerk. Ze zijn voor de Kerk omdat het lichaam van Christus, dat de Kerk is, op de Sacramenten is gegrondvest, erdoor gevoed en voltooid wordt. Ze zijn door de Kerk, omdat Sacramenten krachten van het lichaam van Christus zijn, zoals in de Biecht, waar Christus ons door de priester de zonden vergeeft.
Doop, Vormsel en Wijding. Deze Sacramenten drukken een onuitwisbaar zegel op de mens. Doopsel en Vormsel maken hem voor altijd tot kind van God en gelijkvormig aan Christus. De Wijding is eveneens onuitwisbaar. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1121
Zoals we altijd een kind van onze ouders zijn en blijven en niet alleen maar ‘soms’ of ‘een beetje’, zo worden we door Doop en Vormsel ook voor altijd kind van God, gelijkvormig aan Christus en horen we bij zijn Kerk. Zo is ook de Wijding niet een baan die iemand tot zijn pensioen uitoefent, maar een onherroepelijke genadegave. Omdat God trouw is, blijft de werking van die Sacramenten voor altijd behouden voor de mensen – als ontvankelijkheid voor de roep van God, als roeping, als bescherming. Daarom kunnen die Sacramenten niet worden herhaald.
Sacramenten zijn geen magie. Een sacrament kan alleen maar werken als je het in geloof begrijpt en aanneemt. Sacramenten vooronderstellen niet enkel het geloof, maar versterken het ook en brengen het tot uitdrukking. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1122-1126
Jezus beval de apostelen de mensen eerst door hun verkondiging tot discipelen te maken, dus hun geloof te wekken, en ze dan pas te dopen. Het zijn dus twee dingen die wij in de Kerk ontvangen: het geloof en de Sacramenten. Christen word je ook tegenwoordig niet door een ritueel of door je te laten inschrijven, maar door het aannemen van het juiste geloof. Wij ontvangen het juiste geloof van de Kerk. Zij staat daarvoor borg. Omdat het geloof van de Kerk tot uiting komt in de liturgie, mag een sacramenteel ritueel niet door een ambtsdrager of een gemeenschap worden veranderd of gemanipuleerd.
Nee. De Sacramenten werken op grond van de voltrokken sacramentele handeling (ex opere operato), d.w.z. onafhankelijk van de morele houding of spirituele instelling van degene die het bedient. Het volstaat dat hij wil doen wat de kerk doet. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1127-1128.1131
Degenen die de Sacramenten bedienen, moeten in ieder geval een voorbeeldig leven leiden. Maar de Sacramenten worden niet werkzaam door de heiligheid van wie ze uitvoert, maar doordat Christus zelf in hen werkt. Hij respecteert echter ook onze vrijheid bij het ontvangen van de Sacramenten. Daarom hebben ze alleen maar een positieve werking als wij ons openstellen voor Christus.