29 november 2010
De Kerk houdt sinds oude tijden vast aan de kinderdoop. Daarvoor is één reden: voordat wij voor God kiezen, heeft God voor ons gekozen. De Doop is dus een genade, een onverdiend geschenk van God, die ons onvoorwaardelijk aanneemt. Gelovige ouders die het beste willen voor hun kind, willen ook de Doop, waarin het kind aan de invloed van de erfzonde en de macht van de dood wordt onttrokken. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1250.1282
De kinderdoop stelt voorop dat christelijke ouders de dopeling het geloof bijbrengen. Het is een vergissing door een verkeerde opvatting van 'vrije keuze' het kind de Doop te willen onthouden. Zoals je een kind niet de liefde kunt onthouden opdat het later zelf voor de liefde kan kiezen, zo zou het een vergissing zijn als gelovige ouders hun kind de genade van God in de Doop zouden onthouden. Zoals ieder mens geboren wordt met het vermogen te spreken, maar de taal moet leren, zo wordt ook ieder mens geboren met het vermogen te geloven, maar moet hij het geloof leren kennen. Maar je kunt niemand de Doop opdringen. Als je als klein kind de Doop hebt ontvangen, moet je die zelf later in je leven ‘ratificeren’, dat wil zeggen: je moet er ja tegen zeggen, opdat hij vruchtbaar wordt.