Paus Benedictus XVI - 19 januari 2011
Dierbare broeders en zusters,
Wij vieren op dit ogenblik de Gebedsweek voor de Eenheid van de Christenen, tijdens dewelke al wie in Christus geloven uitgenodigd worden zich in gebed te verenigen om te getuigen van de diepe band die hen verenigt en om de gave van volledige gemeenschap te vragen. Het is voorzienigheid dat het gebed te midden staat van de weg om aan de eenheid te bouwen: dat herinnert ons er nogmaals aan dat eenheid niet gewoonweg een product is van menselijke activiteit; zij is vooreerst een gave van God die een groei veronderstelt in de gemeenschap met de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Het Tweede Vaticaans Concilie zegt: “Dergelijke gezamenlijke smeekgebeden zijn zeker een doeltreffend middel om de genade van eenheid te vragen en een authentieke uitdrukking van de band waarmee katholieken met hun gescheiden broeders verenigd blijven: “Waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden” (Mt. 18, 20)”, 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 8. De weg naar de zichtbare eenheid onder alle christenen gaat langs het gebed, want het is fundamenteel dat niet wij de eenheid maken, God maakt haar, zij komt van Hem, van het mysterie van de Drie-eenheid, van de eenheid van de Vader met de Zoon in de liefdesdialoog die de Heilige Geest is, en ons oecumenisch engagement moet zich voor Gods werking openstellen, moet dagelijks Gods hulp afsmeken. De Kerk is Gods Kerk, niet de onze.
Het thema dat dit jaar voor de Gebedsweek gekozen werd, verwijst naar de ervaring van de eerste christengemeenschap in Jeruzalem, zoals zij beschreven wordt in de Handelingen van de Apostelen; we hebben de tekst beluisterdNoot. v.d. red.: Als onderdeel van de audiëntie wordt namelijk eerst een stuk uit de Bijbel gelezen: “Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed” (Hand. 2, 42). Wij moeten voor ogen houden dat de Heilige Geest reeds met Pinksteren neerdaalde over mensen van verschillende taal en cultuur: dat betekent dat de Kerk van bij de aanvang, mensen omvat van verschillende oorsprong, doch het is juist vanuit die verschillen dat de Geest één enkel lichaam schept. Als beginmoment van de Kerk is Pinksteren een teken dat Gods Verbond zich uitbreidt tot alle schepselen, volken en tijden, opdat heel de schepping haar ware doel tegemoet zou gaan als plaats van eenheid en liefde.
In het citaat uit de Handelingen van de Apostelen, bepalen vier karakteristieken de eerste christengemeenschap van Jeruzalem als plaats van eenheid en liefde; en de heilige Lucas wil niet alleen iets uit het verleden beschrijven. Hij geeft ons dit model als norm voor de hedendaagse Kerk, omdat deze vier karakteristieken altijd het leven van de Kerk moeten uitmaken. De eerste karakteristiek, verenigd en standvastig zijn in het luisteren naar het onderricht van de Apostelen, vervolgens in de broederlijke gemeenschap, dan in het breken van het brood en tenslotte in het gebed. Zoals ik zei, deze vier karakteristieken zijn ook vandaag nog zuilen voor het leven van elke christengemeenschap en zijn ook het enige stevige fundament voor het zoeken naar de zichtbare eenheid van de Kerk.
Vooreerst hebben wij het onderricht van de Apostelen beluisterd, wij hebben namelijk geluisterd naar het getuigenis dat zij van de zending, het leven, de dood en de verrijzenis van de Heer geven. Dat is wat Paulus gewoonweg het “Evangelie” noemt. De eerste christenen ontvingen het Evangelie uit de mond van de Apostelen, zij waren verenigd door het luisteren en door de verkondiging, want zoals de heilige Paulus zegt, het Evangelie “is een goddelijke kracht tot heil van ieder die erin gelooft” (Rom. 1, 16). Ook vandaag erkent de gemeenschap van de gelovigen in het onderricht van de apostelen, de norm van haar geloof: iedere inspanning voor de opbouw van de eenheid onder de Christenen gaat dus langs het verdiepen van de trouw aan het “depositum fidei” dat ons door de Apostelen werd overgeleverd. Standvastigheid in het geloof is het fundament van onze gemeenschap, het fundament van de christelijke eenheid.
Het gebed is het kenmerk van de oorspronkelijke Kerk van Jeruzalem, beschreven in het boek van de Handelingen van de Apostelen. Het gebed is sindsdien altijd de constante houding van de volgelingen van Christus, het vergezelt hun dagelijks leven in gehoorzaamheid aan Gods wil, waarvan ook de woorden van de apostel Paulus getuigen die in zijn eerste brief aan de Tessalonicenzen schrijft: “Weest altijd blij. Bidt zonder ophouden” (1 Tess. 5, 16-17) Vgl. Ef. 6, 18 . Het christelijk gebed, deelname aan het gebed van Jezus, is bij uitstek een kinderlijke ervaring, zoals de woorden van het Onze Vader getuigen, het familiegebed – het “wij” van de kinderen van God, van de broeders en zusters – dat tot de gemeenschappelijke Vader spreekt. Een houding van gebed aannemen betekent dus ook voor broederlijkheid open staan. Alleen met het “wij” kunnen wij het Onze Vader opzeggen. Openen wij ons dus voor de broederlijkheid die volgt uit het feit kinderen te zijn van de ene hemelse Vader en uit de bereidheid tot vergeving en verzoening.
Dierbare vrienden, nogmaals in het gebed weten wij ons verenigd – vooral deze week – met al degenen die hun geloof in Jezus Christus, Zoon van God belijden: laten wij in het gebed volharden, laten wij mensen van gebed zijn en van God de gave van de eenheid afsmeken opdat Zijn plan van heil en verzoening voor heel de wereld zou vervuld worden.