H. Paus Johannes Paulus II - 7 december 1990
De jonge kerken, die meestal leven onder volken die geteisterd worden door wijdverspreide armoede, drukken deze zorg vaak uit als een integrerend deel van hun zending.
Na herinnerd te hebben aan het voorbeeld van Jezus schrijft de derde conferentie van de bisschoppen van Latijns Amerika, dat “de armen bij voorkeur de aandacht verdienen, onverschillig in welke morele of persoonlijke situatie zij zich bevinden. Het beeld van God in de mensen, die geschapen zijn als beeld en gelijkenis van God om zijn kinderen te zijn, wordt verduisterd en zelfs gekwetst. Daarom verdedigt en bemind God hen. Daaruit volgt dat de missie allereerst bestemd is voor de armen en hun evangelisatie is bij uitstek teken en bewijs van de zending van Jezus” Documenten van de algemene bijeenkomst van het episcopaat van Latijns Amerika te Puebla (1979), 3757 (1142).
De Kerk die trouw wil zijn aan de geest van de zaligsprekingen, is geroepen tot solidariteit met ieder soort armen en onderdrukten. Daarom vermaan ik alle leerlingen van Christus en alle christelijke gemeenschappen, van de gezinnen tot de bisdommen, van de parochies tot de kloosterinstituten, om op edelmoedige wijze hun leven te herzien in de zin van solidariteit met de armen.
Tevens dank ik de missionarissen, die door hun liefdevolle aanwezigheid en hun nederige dienst werken voor de integrale ontwikkeling van de mens en van de maatschappij door scholen, gezondheidscentra, leprozerieën, verzorgingshuizen voor gehandicapten en bejaarden, initiatieven voor de promotie van de vrouw, e.d. ik dank de priesters, de mannelijke en vrouwelijke religieuzen en de leken voor hun toewijding, terwijl ik de vrijwilligers van particuliere organisaties, die nu steeds talrijker worden en zich wijden aan deze werken van naastenliefde en menselijke vooruitgang, aanmoedig.
Het zijn immers deze liefdewerken die de ziel van heel de missieactiviteit tonen; de liefde, de drijfveer voor de missie is en blijft en ook “de enige maatstaf volgens welke alles gedaan of niet gedaan, veranderd of niet veranderd moet worden. Zij is het beginsel dat iedere daad moet leiden en het doel waarnaar iedere daad moet streven. Als men handelt met het oog op de liefde of geïnspireerd door de liefde, is niets ongepast en alles goed” Isaac de Stella, Preken, Sermones. 31: PL 194,1793.