12 juni 2001
Ten tweede, zoals de H. Paulus ons leert in zijn brieven waar hij de analogie van het menselijk lichaam gebruikt, is de Kerk het Lichaam van Christus, waarin vele leden zijn verenigd met Christus aan het hoofd (1 Kor. 10, 16-17)(1 Kor. 12, 12-31)(Rom. 12, 4-8). Naar deze werkelijkheid wordt regelmatig verwezen als het Mystieke Lichaam van Christus. Allen die verenigd zijn met Christus, de levenden en de doden, zijn verbonden als één Lichaam in Christus. Dit verbond is niet iets wat met het menselijke oog gezien kan worden, want het is een mystiek verbond, tot stand gebracht door de kracht van de Heilige Geest.
Het Mystieke Lichaam van Christus en het Eucharistische Lichaam van Christus zijn onafscheidelijk verbonden. Door het H. Doopsel treden we binnen het Mystieke Lichaam van Christus, de Kerk, en door het ontvangen van het Eucharistische Lichaam van Christus worden we gesterkt en opgebouwd in het Mystieke Lichaam van Christus. De centrale handeling van de Kerk is de viering van de Eucharistie; de individuele gelovigen worden erkend als leden van de Kerk, leden van het Mystieke Lichaam van Christus, door hun ontvangen van het Lichaam van Christus in de Eucharistie. Doelend op de twee betekenissen van “Lichaam van Christus” vertelt de H. Augustinus aan hen die het Lichaam van Christus in de Eucharistie ontvangen: “Weest dus wat gij ziet en ontvangt wat gij zijt” H. Augustinus, Preken, Sermones. 272. In een andere preek zegt hij “als gij waardig ontvangt, zijt gij wat gij ontvangen hebt” H. Augustinus, Preken, Sermones. 227.
Het werk van de Heilige Geest in de viering van de Eucharistie is tweevoudig op een wijze die overeenkomt met de tweevoudige betekenis van “Lichaam van Christus”. Aan de ene kant is het door de kracht van de Heilige Geest dat de verrezen Christus en zijn offerdaad tegenwoordig wordt. In het Eucharistische gebed vraagt de priester de Vader de Heilige Geest te zenden over de gaven van brood en wijn opdat zij door zijn kracht worden tot het Lichaam en Bloed van Christus (een gebed bekend als de epiclesis, oftewel de aanroeping van Gods kracht over de gaven). Aan de andere kant vraagt de priester tegelijkertijd ook aan de Vader de Heilige Geest te zenden over de gehele gemeenschap “opdat zij die aan de Eucharistie deelnemen één lichaam en één geest mogen zijn” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1353. Het is door de Heilige Geest dat de gave van het Eucharistische Lichaam van Christus tot ons komt en door de Heilige Geest dat we verenigd zijn in Christus en met elkaar als het Mystieke Lichaam van Christus.
Hierdoor kunnen we zien dat de viering van de Eucharistie ons niet alleen verenigt met God als individuen die van elkaar gescheiden zijn. Veeleer zijn we verenigd in Christus tezamen met alle andere leden van het Mystieke Lichaam. De viering van de Eucharistie zou onze liefde voor elkaar daarom moeten vergroten en ons herinneren aan de verantwoordelijkheden tegenover elkaar. Bovendien, als leden van het Mystieke Lichaam van Christus hebben we de verantwoordelijkheid het Goede Nieuws van Christus niet alleen in woorden te vertellen, maar ook in hoe wij ons leven leiden. Ook hebben we de verantwoordelijkheid tegenwerking te geven aan alle krachten in onze wereld die het Evangelie bestrijden, inclusief alle vormen van onrechtvaardigheid. De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) leert ons: “De Eucharistie stelt ons voor verplichtingen tegenover de armen: om in waarheid het Lichaam en Bloed van Christus te ontvangen , die voor ons werd overgeleverd, moeten wij Christus herkennen in de armen, zijn broeders en zusters” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1397.