Internationale Theologische Commissie - 29 november 1994
Onder de moderne theologen die ernaar streven het gevoel voor Gods ’neerdalende’ handelen ten gunste van Zijn behoeftige schepselen te herstellen, verdient Karl Rahner speciale vermelding. Hij schildert Jezus af als het niet te overtreffen symbool dat Gods onveranderlijke universele heilswil manifesteert. Als symbolische werkelijkheid vertegenwoordigt Christus op effectieve wijze zowel Gods onherroepelijke zelfmededeling in de genade als het aanvaarden van die zelfmededeling door de mensheid. Vgl. Karl Rahner, Grundkurs des Glaubens. Freiburg, 1976, blz. 193-195 Rahner staat heel geserveerd tegenover het idee van een zoenoffer, dat hij omschrijft als een antieke opvatting die ten tijde van het Nieuwe Testament geldig werd geacht, maar ”ons tegenwoordig weinig hulp biedt bij het gezochte begrijpen”, namelijk de causale betekenis van Jezus’ dood. Vgl. Karl Rahner, Grundkurs des Glaubens. Freiburg, 1976, blz. 276 In Rahners theorie over quasisacramentele causaliteit ”stelt Gods heilswil het teken, in dit geval van Jezus’ dood tezamen met Zijn verrijzenis, en in en door het teken veroorzaakt hij wat betekend wordt”. Vgl. Karl Rahner, Grundkurs des Glaubens. Freiburg, 1976, blz. 278