Internationale Theologische Commissie - 29 november 1994
In sommige versies van protestante, en zelfs van katholieke preekstoelwelsprekendheid stelde de theorie van de strafsubstitutie God bijna voor als een wraakzuchtige soeverein die herstel van zijn aangetaste eer eiste. Het idee dat God een onschuldige zou straffen in plaats van een schuldige leek niet te verenigen met de christelijke overtuiging dat God bij uitstek rechtvaardig en barmhartig is. Het is daarom begrijpelijk dat liberale christenen een heel andere benadering hadden, waar er geen plaats was voor Gods wrekende rechtvaardigheid. Sommige negentiende-eeuwse theologen gingen in bepaald opzicht terug naar Abelardus en benadrukten Jezus’ voorbeeldige liefde, die een reactie van dankbaarheid oproept, die anderen in staat stelt Zijn barmhartige daden na te volgen en daardoor gerechtvaardigd te worden. Onder invloed van Kant werd de verlossingsleer gezuiverd van vermeend ’priesterlijk bederf’, met inbegrip van de opvatting over offer en genoegdoening van straf. Albrecht Ritschl herdefinieerde, met de verschuldigde dank aan Kant, verlossing in termen van vrijheid om in verbondenheid van deugd met het oog op het ”rijk Gods” samen te werken. vgl. A. Ritschl, Die christliche Lehre von der Rechtfertigung und Versöhnung, deel 3, Bonn 1874