• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
III.6

Ireneüs zet aan het begin van boek 5 van H. Ireneüs van Lyon
Adversus Haereses
Tegen de ketters ()
uiteen: Christus de leraar (Christus Magister) is het mensgeworden Woord dat communio met ons tot stand heeft gebracht, zodat we Hem kunnen zien, Zijn woord kunnen begrijpen, Zijn daden kunnen navolgen Zijn geboden kunnen onderhouden, en ons met onbederfelijkheid kunnen bekleden. Daarbij worden we herschapen naar Christus’ gelijkenis. Tegelijkertijd is Christus het machtige Woord en de ware mens (Verbum potens et homoverus), die ons begrijpelijk (rationabiliter) verlost heeft door Zijn bloed, door Zichzelf te geven als een lofprijs (redemptionem) voor ons. Volgens Ireneüs werd de verlossing op een manier gerealiseerd die de mens kon begrijpen (rationabiliter): het Woord, dat almachtig is, is ook volmaakt in rechtvaardigheid. Het Woord treedt daarom de vijand tegemoet, niet met geweld, maar met overredingskracht en welwillendheid, alles wat hem rechtens toebehoort opnemend (sua proprie et benigne assumens). Ireneüs geeft niet toe dat Satan enig recht had om de mensheid na de zondeval te overheersen. Integendeel, Satan heerst onrechtmatig (injuste) omdat we volgens onze natuur aan de almachtige God toebehoren (natura essemus Dei omnipotentis). Toen Hij ons door Zijn bloed verloste, inaugureerde Christus een nieuw staduim in de heilgeschiedenis, terwijl Hij de Geest van de Vader uitzond zodat God en mensheid één en in harmonie kunnen zijn. Door Zijn Incarnatie heeft Hij de mensheid, waarlijk en zeker, onbederfelijkheid gewaarborgd. Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 5, 1, 1: SC 153, 16-20; PG 7, 1120-1121 De Verlosser en de verlossing zijn onscheidbaar, omdat de verlossing niets anders is dan de eenheid van de verlosten met de Verlosser. Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 5, praefatio: SC 153, 14; PG 7, 1120: “uti nos perficeret esse quod est ipse” Juist de werkelijke aanwezigheid van de goddelijke Logos bij de mensheid heeft een genezende en verheffende effect op de menselijke natuur in het algemeen.

Document

Naam: ENKELE VRAAGSTUKKEN OVER GOD ALS VERLOSSER
Soort: Internationale Theologische Commissie
Auteur: Internationale Theologische Commissie
Datum: 29 november 1994
Copyrights: © 1996, SRKK Kerkelijke Documentatie jrg. 24, nr. 8
In opdracht van p. Georges Cottier o.p., secr.-gen. van de ITC, vertaald door prof. dr. J. Ambaum m.m.v. mw. drs. M.-L. Meulemans
Bewerkt: 4 augustus 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test