Internationale Theologische Commissie - 29 november 1994
Het denken van Justinus is nauw met het Credo verbonden. Zijn opvatting van de Christos didaskalos en de Logos didaskalos doet denken aan Jezus’ getuigenis voor Pontius Pilatus. De Apologeten benadrukken de figuur van Christus Magister (Christos didaskalos) en hun belangstelling is nog gericht op Zijn onderricht en exorcismen, maar Justinus steunt voor zijn uitleg van Christus’ genezende aanwezigheid voornamelijk op de traditie van de sacramentele praktijk van de kerk en de formuleringen van het Credo. De woorden van de Logos gaan vergezeld van goddelijke kracht; ze hebben een bevrijdende macht. In Genesis 6, 1-4 Vgl. Gen. 6, 1-4 komen de krachten van het kwaad in beweging, en de heilsgeschiedenis wordt getekend door de ontmoetingen tussen Christus en de demonen in een gevecht tegen steeds toenemend bederf, zoals de Apologia van Justinus H. Justinus, Apologia Secunda. II, 5, 1-6, 6: PG 6, 452-456 en Athenagoras Athenagoras, Smeekbede voor de Christenen, Legatio pro christianis. Supplic. 25, 3-4; PG 6, 949 leren. Het artikel in de apostolische geloofsbelijdenis ”descendit ad inferos” beschrijft het hoogtepunt van dit gevecht door de doop, de beproeving, de exorcismen en de verrijzenis van Jezus. Op analoge wijze is Justinus’ gebruik van de term soter, wanneer hij spreekt over de voortzetting van Christus’ verlossingswerk, afkomstig van de formules van de liturgie en het Credo. Hetzelfde kan gezegd worden van zijn opvatting van Jezus als Verlosser en Helper, Zoon van God, Eerstgeborene van heel de schepping, geboren uit een Maagd, Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gestorven en verrezen uit de doden, en is opgestegen ten hemel, heeft alle demonen verdreven, verslagen en onderworpen. Vgl. H. Justinus, Dialoog met de Jood Tryphon, Dialogus cum Tryphone Judaeo. 30, 3; PG 6, 540 Justinus zette het denken van de Apostolische Vaders voort en is ook afhankelijk van de geloofsformules van het doopsel, het Nieuwe Testament, en de soteria beleefd in de sacramenten van de Kerk.