Internationale Theologische Commissie - 29 november 1994
Ignatius van Antiochië gebruikt de soteriologische titel Christos iatros (Christus medicus). “Er is één Arts die zowel vlees als geest is, geboren en toch niet geboren, mens geworden God, waarachtig leven in de dood, zowel uit Maria als uit God, eerst vergankelijk en dan onvergankelijk, Jezus Christus onze Heer.” H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Efesiërs, Epistula ad Ephesios. 7,2: SC 10bis, 74-76; Funk I, 218 Christus geneest niet alleen ziekte, maar omhelst de dood, op dezelfde manier als het leven; en in werkelijkheid wordt het ware leven in de dood gevonden. Zijn genezende werkzaamheid, die in de evangeliën een deel vormt van Zijn verlossingswerk, drukt vooral Zijn goddelijke goedheid uit: Hij bedoelde Zijn genezingen en exorcisme als goede daden waarvoor de mensen de Vader zouden prijzen. Zijn genezingen waren gebaseerd op Zijn Goddelijke macht om zonden te vergeven, waarvoor Hij als enige voorwaarde geloof eiste. Deze denkrichting kan gevonden worden in de Eerste Brief van Clemens, H. Paus Clemens Romanus, Aan de Korintiërs, I Clemens - Ad Corinthios. 59, 4: SC 167, 196;Funk I, 176 de Brief aan Diognetus, Apostolische Vader, Brief aan Diognetus. 9, 6: SC 33, 74; Funk I, 406-408 en bij Origenes. Origenes van Alexandrië, Contra Celsum. 2, 67: SC 132, 442-444; PG 11, 901