Internationale Theologische Commissie - 29 november 1994
Het verlossingswerk van Christus raakt alle mensen in hun relatie tot hun eindbestemming, aangezien allen tot eeuwig leven geroepen zijn. Door Zijn bloed op het kruis te vergieten heeft Christus een nieuw Verbond gesloten, een stelsel van genade dat op heel de mensheid gericht is. Ieder van ons kan met de apostel zeggen: Christus “heeft (mij) liefgehad en heeft zichzelf overgeleverd” voor mij (Gal. 2, 20). Iedereen is geroepen door adoptie te delen in Christus’ eigen kindschap. God roept niet zonder de capaciteit te geven om aan die roeping te beantwoorden. Zo kan Vaticanum II leren dat geen mens, zelfs iemand die buiten zijn schuld nog nooit van het evangelie heeft gehoord, niet geraakt wordt door de genade van Christus. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16 ”Wij moeten eraan vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen de mogelijkheid schenkt om, op een wijze die aan God bekend is, aan dit paasmysterie deel te hebben.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22 Met alle respect voor de mysterieuze wegen van de goddelijke Voorzienigheid ten aanzien van de niet-geëvangeliseerden richten we hier onze aandacht op het geopenbaarde heilsplan, dat Gods barmhartige raadsbesluiten en de manier waarop God passend wordt verheerlijkt, kenbaar maakt.