
Internationale Theologische Commissie - 29 november 1994
De opvatting van de zelfgave van de Verlosser voor allen is ongetwijfeld afhankelijk van het paasmysterie, maar is niet minder afhankelijk van het mysterie van de Incarnatie en van de mysteries van Christus’ leven, die voor de christenen een uitnodiging en een voorbeeld vormen om hun leven als filii in Filio te lijden. Vgl. Rom. 8, 15-17 Hier wordt duidelijk dat het christelijke leven een trinitaire dimensie heeft. In de loop van de rechtvaardiging die de gelovigen in de kerk ten deel kan vallen, gaat de christelijke ervaring met de Verlosser over in een heiliging van het verloste leven dat - intenser dan bij de rechtvaardiging - geleid en vervolmaakt wordt door de Heilige Geest. Dit betekent dat we, door Christus in de Heilige Geest, uitgenodigd worden, nu reeds, te delen in het goddelijk leven van de Drie-eenheid. De gave van de Vader, namelijk de persoon van Zijn Zoon en het deelhebben aan de Heilige geest, verbiedt dus een pelagianisme dat wil trachten de menselijke natuur met haar eigen middelen te rechtvaardigen en sluit tevens een quiëtisme uit dat de menselijke persoon te weinig wil inschakelen.