Internationale Theologische Commissie - 29 november 1994
De verbondenheid van de kerk met het verlossingswerk van Christus komt op eminente wijze tot uitdrukking in de persoon van Maria, de Moeder van de kerk. Door een bijzondere genade is zij van alle zonde gevrijwaard, en haar verbondenheid met het verlossingswerk van Christus bereikte zijn hoogtepunt tijdens de kruisiging, toen zij ”smartelijk met haar Eniggeborene heeft meegeleden en zich met haar moederhart bij dit offer heeft meegeleden, liefdevol toestemmend in de slachting van het offerlam dat uit haar was geboren”.2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 58 Met de woorden van Johannes Paulus II: ”bij de verlossingsdood van haar Zoon heeft het moederlijke middelaarschap van de dienstmaagd des Heren een universele omvang gekregen… De medewerking van Maria is in haar ondergeschikt karakter deelname aan de universaliteit van het middelaarschap van de Verlosser, de enige Middelaar.” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Moeder van de Verlosser, Redemptoris Mater (25 mrt 1987), 40