Internationale Theologische Commissie - 29 november 1994
Wie is de verlosser? Deze vraag kan alleen van binnenuit de kerk en door de kerk beantwoord worden. De Verlosser kennen wil zeggen tot de kerk behoren. Augustinus benadrukt dit in zijn leer over de totale Christus, Christus totus, Hoofd en Leden samen. Zoals Gregorius de Grote bevestigt: ”Onze Verlosser wordt samen met de heilige kerk, die Hij tot de zijne gemaakt heeft, als één enkele persoon beschouwd.” H. Paus Gregorius de Grote, Moreel commentaar op (het boek) Job, Moralia in Job. Praef. I, 6, 4 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 795. voor verdere referenties Het leven van de kerk als het Lichaam van Christus mag niet afgesneden worden van het leven van het Hoofd. Johannes Eudes geeft een initiële benadering van een beschrijving van de uniciteit van de Verlosser: ”Wij moeten de stadia van het leven en de mysteries van Christus voortzetten en in onszelf vervullen. Wij moeten dikwijls tot Hem bidden dat Hij die mysteries in ons en in heel Zijn kerk voltooit en tot vervulling brengt. …Want Gods Zoon heeft het voornemen Zijn mysteries aan ons mee te delen, ze in heel Zijn kerk op een of andere wijze te ontwikkelen en voort te zetten.” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 521 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 512-570 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965) geeft uitdrukking aan deze alles omvattende uniciteit van de Verlosser: “In werkelijkheid licht het mysterie van de mens alleen op in het mysterie van het mens geworden Woord. Adam, de eerste mens, was immers de voorafbeelding van de toekomstige mens, namelijk Christus de Heer. Christus, de laatste Adam, maakt juist door de openbaring van het mysterie van de Vader en diens liefde de mens voor zichzelf duidelijk en geeft hem inzicht in zijn zeer hoge roeping. … Daar de menselijke natuur in Hem onverkort is overgenomen, is juist daardoor deze natuur ook in ons tot hoge waardigheid verheven. Hij heeft zich immers, als Zoon van God, door zijn menswording in zekere zin met iedere mens verenigd. Met menselijke handen heeft Hij werk verricht, met een menselijke geest heeft Hij gedacht, met een menselijke wil heeft Hij gehandeld, met een menselijk hart heeft Hij liefgehad.” Johannes Paulus II geeft een weerklank hiervan in H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979): “Christus heeft Zichzelf voor altijd met iedere mens verenigd door het mysterie van de verlossing.” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 13. 3