OP PASENOnder de plechtige Pausmis in de Vaticaanse Basiliek
(Soort document: Paus Pius XII - Homilie)
Paus Pius XII -
24 maart 1940
OP PASEN
Onder de plechtige Pausmis in de Vaticaanse Basiliek
Pasen, feest van heilige vreugde
”Nu juiche de engelenschaar in de hemelen, nu klinken juichend de goddelijke mysteriën… nu verblijde zich ook de aarde, door zulke schitterende glansen overstraald!” Nu zwijgen ze, de innig droeve klaagliederen der heilige profeten, en de tempels, die hun treurgewaad hebben afgelegd, weergalmen van feestelijke zangen en schitteren van feestsieraden. Ja, zelfs het zegeteken van het kruis is met den palm der overwinning gesierd. Want de goddelijke Verlosser is zegevierend opgestaan uit den dood, dien Hij heeft overwonnen, en heeft ons als heilig erfdeel leven, vrede, heil gebracht.
Moge, ondanks de droevige toestand, Pasen aan alle mensen vreugde en geestelijke vernieuwing brengen
Het is waar, op het ogenblik verkeren bijna alle volkeren, ofwel reeds voortgesleurd door den stroom van de woedende oorlog, ofwel vol vreze voor de gevaren der toekomst, in angst en ontsteltenis; maar toch, het feest van Pasen nodigt de harten der mensen tot bovenaardse vreugde, en spoort ze aan tot een herleving, een vermeerdering der deugden, waaraan wij zozeer behoefte hebben: het christelijk geloof, de christelijke hoop, de christelijke liefde. O mochten, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, evenals vandaag ons hart en het uwe overvloeit van hemelse vreugde, die door die deugden wordt gevoed, zoo ook alle mensen, overal ter wereld, de heilige, vermanende stem van dezen dag vernemen, en de heilige vreugde genieten, die alleen in staat is de smarten van dit leven te verzachten, de tranen af te wissen, de angsten tot bedaren te brengen. Wij denken nl. met innige droefheid aan degenen, wier geest niet bestraald wordt door het licht der goddelijke waarheid, en aan wie het niet gegeven is in de kwellingen, die hen benauwen, aan het verblijf daarboven de hoop, die niet beschaamd kan worden, en den waren troost te ontlenen. Moge dan, zoo bidden wij, de Overwinnaar van de dood hen allen met Zijn bovenaardse licht bestralen en met Zijn harten bedwingende genade zoo vernieuwen en bezielen, dat ook zij deel krijgen in de paasvreugde, het onderpand der eeuwige zaligheid. Ja moge de heilige verrijzenis van Jezus Christus, die wij heden feestelijk herdenken, voor alle mensen het begin zijn van een geestelijke vernieuwing, juist zoals zij volgens het welsprekend getuigenis der geschiedenis eens het begin geweest is van een nieuwe wereldorde.

Christus’ verrijzenis heeft weleer een vernieuwing der wereld gebracht
Inderdaad, toen Christus de Heer
”na Zijn overwinning op den angel des doods” voor de gelovigen het rijk des hemels had ontsloten, brak voor het mensdom een nieuwe, een betere tijd aan. Immers, zoals in den vroegen morgen de zon, opstijgend achter de hoge toppen der bergen, de nevels en dampen uiteendrijft, en licht en kleur en leven terugbrengt: zo verdrijft Jezus Christus, levend uit het graf verrijzend,
”de misdaden, wast Hij de schulden af,... geeft Hij de onschuld weer aan hen die vielen,... de blijdschap aan de bedroefden, verdrijft Hij den haat en maakt Hij tot eendracht bereid…” De apostelen hadden te voren vol vreze en beven hun Meester in de steek gelaten; maar toen zij in blijde verbazing Zijn overwinning over de macht der onderwereld aanschouwende, versterkten zij hun wankelend geloof en wekten zij in hun hart de bijna uitgedoofde vlam der goddelijke liefde weer op. Steunend op de kracht uit den hoge, geholpen door de genade uit den hoge, maakten zij zich op, om dat nieuwe geestelijke leven, dat zij van Jezus Christus ontvangen hadden, aan alle anderen mede te delen, en om geheel de aarde te gaan veroveren niet met bloedige wapenen, maar met de waarheid en de liefde. Zoo
”ging” dan ook
”hun stem over heel de aarde, en hun woorden tot aan de grenzen der wereld.”H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990) Dorpen, steden en dicht bevolkte centra werden wakker door het aanbreken van het nieuwe licht, werden uit den dommel geschud door een nieuwen ademtocht der liefde en voelden behoefte aan levensvernieuwing. En overal waar de apostelen hun heilige schreden zetten, daar vangt als een nieuwe lente aan, daar ontluiken wonderschone bloemen van heiligheid en ademen haar zoeten geur uit: onoverwinnelijke belijders van het christelijk geloof, blanke maagden, die de lelie harer kuisheid onbesmet bewaren, dappere martelaren, die de zegepalmen wijden met hun bloed. Ja zoo ontelbare martelaren, die vooral in deze heilige stad, de hoofdstad van het Romeinse rijk en van de christenheid, de grondslagen der katholieke Kerk met hun bloed hebben verstevigd; die hunkerend naar dood en zegepraal de brullende leeuwen zoo onvervaard tegemoet traden, dat men de prachtige woorden van den H. Ignatius, bisschop van Antiochië, een ieder hunner in den mond mag leggen:
”Ik ben de tarwe Christi; moge ik door de tanden der wilde dieren worden gemalen, om een zuiver brood te worden!”
Wij ook moeten onszelve in navolging van Christus vernieuwen
Maar als, gelijk wij zeiden, de geschiedenis der Kerk luide verkondigt, dat de overwinning van Jezus Christus op den dood een waarlijk wonderbaar herstel, een vernieuwing van heel de wereld gebracht heeft, dan moeten op het ogenblik ook wij, die de voetstappen van den goddelijke Verlosser verlangen te volgen, dat model onzer geestelijke vernieuwing met grote ijver en inspanning in ons trachten uit te beelden. Dat is – wij weten het allen door ondervinding – geen gemakkelijke taak. Want die vernieuwing komt alleen door de christelijke deugd tot stand; doch tegenover de deugd staat de menselijke zwakheid. Daarom vraagt en eist die deugd geweld van ieder die er zijn leven naar wil vormen.
De kracht daartoe is ons door Christus beloofd
Doch Christus de Heer, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, heeft zich niet tevreden gesteld met ons geboden te geven, en die geboden door het bewonderenswaardig voorbeeld van Zijn leven te bekrachtigen: Hij heeft ons ook hulp van boven beloofd, en als wij die hulp nederig en dringend vragen, dan geeft Hij ze ons onophoudelijk met de grootse goedheid. Als Jezus’ volgelingen dus maar willen, dan bestaat er voor hen geen moeilijkheid. Ja, de ondervinding leert het ons: hoe feller de worsteling tegen
”de macht der duisternis” is, des te heerlijker, des zoeter is de overwinning. Alle krachten, alle moeite dus ingespannen,
”opdat ook wij een nieuw leven leiden, zoals Christus door de glorie van den Vader uit de doden is opgewekt”; opdat ook wij
”verzakend aan de goddeloosheid en wereldse begeerlijkheid, ingetogen, rechtschapen, godvruchtig in deze wereld leven.” Zó,
”door af te leggen de oude mens met zijn praktijken, en door aan te trekken de nieuwe mens met zijn praktijken, en door aan te trekken den nieuwe mens, die tot beter inzicht vernieuwd is naar het beeld van zijn Schepper”, moge het gelukkige werkelijkheid worden,
”dat zij die leven, niet voor zichzelf leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en verrezen.”
De vruchten dezer vernieuwing voor onzen eigen persoon
Als wij ons leven zo inrichten, zoals de apostel, maar wij zagen, het zo duidelijk beschrijft en zo krachtig aanbeveelt, wat zal dan voor ons allen en voor ieder van ons de vrucht van het paasfeest zijn? Dan zullen wij, door onvermoeide arbeid, in ons gedrag een levend evenbeeld van Jezus Christus zijn, en dus in de stormen en vlagen, waardoor het mensdom op het ogenblik zo vreselijk geschokt wordt, en in de wederwaardigheden van allerlei aard, waardoor het menselijk leven thans zoveel te lijden heeft, bovenaardse vrede genieten, ons door de hoop op de eeuwige goederen opgebeurd gevoelen en met hemelse vertroostingen vervuld worden. Immers,
”zijn wij met Hem gestorven, dan zullen wij ook met Hem leven; lijden wij, dan zullen wij ook met Hem heersen.” ”Zo wij met Hem lijden, dan zullen wij ook met Hem verheerlijkt worden.”
Deze vernieuwing is ook een voorwaarde voor de zoo noodzakelijke vernieuwing der wereld
Maar er is nog een andere reden, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, waarom wij u en alle mensen die geestelijke vernieuwing door Christus zoo krachtig aanbevelen. Dit noodzakelijke werk is niet alleen een eis van ieders persoonlijk leven en ieders persoonlijk belang, maar ook een eis van het hoogste heil der gehele mensheid. En dat wel vooral in dit hachelijk tijdsgewricht, nu de meest tragische gebeurtenissen onder onze ogen plaats hebben en nog verschrikkelijker dingen voor de toekomst zijn te vrezen. Gij weet immers, in wat voor tijd wij leven. De eendracht onder de volkeren ligt jammerlijk aan stukken gebroken; verdragen, die van weerskanten door het gegeven woord plechtig bekrachtigd waren, worden menigmaal eenzijdig, zonder voorafgaande onderhandelingen en zonder nauwkeurige vergelijking van elkanders belangen, gewijzigd of geheel verbroken. De stem van broederlijke liefde en broederlijke samenhorigheid zwijgt. Alle uitvindingen en ontdekkingen van de menselijke geest, alle krachten, alle goederen en rijkdommen: dat alles wordt bijna uitsluitend in dienst gesteld van den oorlog of van een dagelijks toenemende bewapening. Wat dienen moest voor de bevordering van welvaart onder de volken, dat wordt op het ogenblik, met omkering van den natuurlijke loop der dingen en van de juiste orde, tot hun verderf en ondergang aangewend. De vreedzame handel ligt, door allerlei hinderlagen in zijn beweging belemmerd, kwijnend neer, met het gevolg, dat vooral de minder bedeelde volksgroepen gebrek lijden. Bovendien – en dat is nog erger – in den roes van haat en vijandschap worden reeds op vele plaatsen het land, de zee, ja de lucht, dat heerlijke beeld van het hemelse vaderland, door broedermoord onteerd. Ook de bepalingen van het volkenrecht, zoals die onder beschaafde natiën waren vastgesteld, zien wij met diepe droefheid meer dan eens geschonden. Vandaar die droevige feiten: onverdedigde steden, landelijke dorpen en gehuchten door bommen opgeschrikt, door het vuur verteerd, door totale vernieling verwoest. Weerloze burgers, zelfs zieken, wankelende grijsaards en onschuldige kinderen uit hun huizen verdreven en menigmaal gedood.

Christus alleen kan deze vernieuwing brengen
Waar zal voor deze steeds verergerende kwalen nog enige hoop op genezing zijn behalve die welke steunt op Christus, op Zijn genade, op Zijn leer met haar heilzame invloed op het innerlijke wezen der maatschappij? Christus is de enige, die door zijn wet en door Zijn genade een zedelijke hervorming in het particuliere en in het openbare leven tot stand kan brengen. Hij alleen kan het juiste evenwicht tussen rechten en plichten herstellen, de mateloze zucht naar verrijking temperen, de begeerlijkheid binnen de perken houden. Hij, die gebieden kon aan stormen en winden, en de baren der opgezweepte zee tot rust en kalmte kon brengen, Hij alleen ook kan den wil der mensen neigen tot eendracht en broederlijke liefde. Hij kan maken, dat door een internationale regeling, die niet door geweld maar langs den weg van waarheid en rechtvaardigheid en liefde is tot stand gekomen, die zwaarden zinken, de wapenen ontvallen aan de handen, die eindelijk door een vriendschapsverdrag elkander worden toegereikt.

Wat ons betreft, die voor allen het hart van een vader hebben, en delen in de rouw en de angsten onzer kinderen, wij trachten op deze plechtige, blijde dag door ons smeekgebed van de goddelijke Verlosser te verkrijgen, dat Hij zich gewaardige aan de koningen en vorsten en aan heel de christenheid vrede, eendracht en eenheid te geven. Amen.
© 1940, Ecclesia Docens 0121, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum, pag. 42-50