H. Paus Paulus VI - 3 september 1965
MYSTERIUM FIDEI Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie |
|||
► | Christus de Heer is in het Sacrament van de Eucharistie tegenwoordig door de transsubstantiatie |
Willen wij deze wijze van tegenwoordigheid, die de wetten van de natuur te boven gaat en in haar soort het grootste van alle wonderen is Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de H. Eucharistie, Mirae caritatis (22 mei 1902), 17, niet verkeerd verstaan, dan moeten wij volgzaam luisteren naar de stem van de Kerk in haar leer en gebed. Welnu, deze stem, die de voortdurende echo is van de stem van Christus, verzekert ons, dat Christus in dit Sacrament niet anders tegenwoordig komt dan door de verandering van heel de substantie van het brood in het Lichaam van Christus, en van heel de substantie van de wijn in zijn Bloed, een wonderbare verandering van unieke aard, die door de katholieke Kerk met een juiste en geëigende term "transsubstantiatie" wordt genoemd. Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 8.15 Door de transsubstantiatie krijgen de gedaanten van brood en wijn ongetwijfeld een nieuwe betekenis en een nieuw doel, omdat ze geen gewoon brood en geen gewone drank meer zijn, doch het teken van iets heiligs, het teken van een geestelijk voedsel; maar ze krijgen slechts in zoverre een nieuwe betekenis en een nieuw doel, in zoverre ze een nieuwe "werkelijkheid" bevatten, die wij terecht ontologisch noemen. Immers, onder de genoemde gedaanten is niet meer dat wat er eerst was, maar iets geheel anders; en dit niet alleen op grond van het geloofsoordeel van de Kerk, maar in de objectieve werkelijkheid. Want wanneer de substantie of natuur van het brood en de wijn veranderd is in het Lichaam en Bloed van Christus, blijven er van het brood en de wijn alleen de gedaanten, waaronder Christus geheel en volledig tegenwoordig is in zijn fysieke "werkelijkheid", ook lichamelijk, hoewel niet op dezelfde wijze als waarop de lichamen plaatselijk ergens zijn.
"Nu gij dit alles weet en bezield zijt met het vaste geloof, dat wat brood schijnt, geen brood is, al heeft het de smaak ervan, maar het Lichaam van Christus; en dat wat wijn schijnt, geen wijn is, al heeft het de smaak ervan, maar het Bloed van Christus, ... sterk nu uzelf innerlijk door dit brood te nuttigen als een geestelijke spijs, en verbond u met innerlijke vreugde." H. Cyrillus van Jeruzalem, Catecheses Illuminandorum. 22, 9 (myst. 4): PG 33, 1103
"Het is niet de mens, die bewerkt, dat de offergaven Christus' Lichaam en Bloed worden, maar Christus zelf, die voor ons gekruisigd is. De priester staat daar als vertegenwoordiger van Christus en spreekt de woorden uit, maar de kracht en de genade ervan komen van God. Dit is mijn Lichaam, zegt hij. Door dit woord worden de offergaven omgevormd." H. Johannes Chrysostomos, De prodit. Iudae. Homil. 1, 6: PG 49, 380 Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. Homil. 82, 5: PG 58, 744
"Hij zei zeer positief: Dit is mijn Lichaam en dit is mijn Bloed, opdat gij niet zoudt menen, dat hetgeen men ziet slechts een symbool is, maar integendeel zoudt geloven, dat de offergaven op een mysterieuze wijze door de almachtige God werkelijk veranderd worden in het Lichaam en Bloed van Christus; en als wij daaraan deelnemen, ontvangen wij de levenwekkende en de heiligende kracht van Christus." H. Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op het Evangelie volgens Mattheus, Commentarium in Matth Evangelium. 26, 27: PG 72, 451
"Laten wij ervan overtuigd zijn, dat dit niet iets is, wat de natuur gevormd heeft, maar iets wat de zegening heeft geconsacreerd, en dat de kracht van de zegening sterker is dan de kracht van de natuur, want door de zegening wordt ook de natuur veranderd."En ter bevestiging van de waarheid van het geheim noemt hij talrijke wonderen, die in de Schrift vermeld staan, o.a. de geboorte van Christus uit de Maagd Maria, beschouwt dan het werk van de schepping en besluit:
"Kan dan het woord van Christus, dat uit het niet kon voortbrengen iets wat niet bestond, de bestaande dingen niet veranderen in wat ze niet waren? Het is immers niet iets geringers, aan de dingen hun eigen natuur te geven dan hun natuur te veranderen." H. Ambrosius van Milaan, De Mysteriis. 9, 50-52: PL 16, 422-424
"Innerlijk geloof ik en met de mond belijd ik, dat het brood en de wijn op het altaar, door het mysterie van het heilig gebed en de woorden van onze Verlosser, wezenlijk veranderd worden in het waarachtige, echte en levenwekkende Vlees en Bloed van onze Heer Jezus Christus, en dat er na de consecratie het waarachtige Lichaam van Christus is, dat geboren is uit de Maagd, geslachtofferd en gekruisigd werd voor het heil van de wereld en dat zetelt aan de rechterhand van de Vader; en dat er het waarachtige Bloed is van Christus, dat uit zijn zijde vloeide; en zulks niet alleen als het teken en de kracht van het Sacrament, maar in de eigenheid van de natuur en in de werkelijkheid van de substantie." 6e Synode van Rome, Geloofsbelijdenis van Berengarius (11 feb 1079). Mansi, Collectio amplissima Conciliorum XX, 524 D.
"In dit Vlees heeft (de Heer) hier op aarde geleefd, en ditzelfde Vlees heeft Hij ons gegeven als spijs voor ons heil. Niemand eet dit Vlees zonder het eerst te aanbidden ... en niet alleen begaan wij geen zonde door het te aanbidden, maar wij zondigen juist als wij het niet aanbidden." H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 98, 9: PL 37, 1264