• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
MYSTERIUM FIDEI
Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie
HOOFDSTUK 5  -  Christus de Heer is in het Sacrament van de Eucharistie tegenwoordig door de transsubstantiatie

HOOFDSTUK 5 - Christus de Heer is in het Sacrament van de Eucharistie tegenwoordig door de transsubstantiatie

1. De betekenis van de term "Transsubstantiatie"

Willen wij deze wijze van tegenwoordigheid, die de wetten van de natuur te boven gaat en in haar soort het grootste van alle wonderen is Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de H. Eucharistie, Mirae caritatis (22 mei 1902), 17, niet verkeerd verstaan, dan moeten wij volgzaam luisteren naar de stem van de Kerk in haar leer en gebed. Welnu, deze stem, die de voortdurende echo is van de stem van Christus, verzekert ons, dat Christus in dit Sacrament niet anders tegenwoordig komt dan door de verandering van heel de substantie van het brood in het Lichaam van Christus, en van heel de substantie van de wijn in zijn Bloed, een wonderbare verandering van unieke aard, die door de katholieke Kerk met een juiste en geëigende term "transsubstantiatie" wordt genoemd. Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 8.15 Door de transsubstantiatie krijgen de gedaanten van brood en wijn ongetwijfeld een nieuwe betekenis en een nieuw doel, omdat ze geen gewoon brood en geen gewone drank meer zijn, doch het teken van iets heiligs, het teken van een geestelijk voedsel; maar ze krijgen slechts in zoverre een nieuwe betekenis en een nieuw doel, in zoverre ze een nieuwe "werkelijkheid" bevatten, die wij terecht ontologisch noemen. Immers, onder de genoemde gedaanten is niet meer dat wat er eerst was, maar iets geheel anders; en dit niet alleen op grond van het geloofsoordeel van de Kerk, maar in de objectieve werkelijkheid. Want wanneer de substantie of natuur van het brood en de wijn veranderd is in het Lichaam en Bloed van Christus, blijven er van het brood en de wijn alleen de gedaanten, waaronder Christus geheel en volledig tegenwoordig is in zijn fysieke "werkelijkheid", ook lichamelijk, hoewel niet op dezelfde wijze als waarop de lichamen plaatselijk ergens zijn.

2. De uitwerking van Christus' kracht in dit Sacrament
Daarom was het de grote zorg van de Vaders, de gelovigen erop te wijzen, dat zij bij het beschouwen van dit verheven Sacrament niet mochten afgaan op de zintuigen, die de eigenschappen van brood en wijn waarnemen, maar dat zij moesten steunen op de woorden van Christus, die de kracht bezitten om brood en wijn te veranderen, om te vormen, te "transelementeren" in zijn Lichaam en Bloed. Inderdaad, de kracht, die dit uitwerkt, is, zoals de Vaders dikwijls verklaren, dezelfde kracht van de almachtige God, die bij het begin van de tijd het heelal uit het niets heeft geschapen.
3. De getuigenissen van de Kerkvaders
De H. Cyrillus van Jeruzalem besluit zijn preek over de geloofsgeheimen met de volgende woorden:
"Nu gij dit alles weet en bezield zijt met het vaste geloof, dat wat brood schijnt, geen brood is, al heeft het de smaak ervan, maar het Lichaam van Christus; en dat wat wijn schijnt, geen wijn is, al heeft het de smaak ervan, maar het Bloed van Christus, ... sterk nu uzelf innerlijk door dit brood te nuttigen als een geestelijke spijs, en verbond u met innerlijke vreugde." H. Cyrillus van Jeruzalem, Catecheses Illuminandorum. 22, 9 (myst. 4): PG 33, 1103
De H. Johannes Chrysostomus onderstreept dit nog:
"Het is niet de mens, die bewerkt, dat de offergaven Christus' Lichaam en Bloed worden, maar Christus zelf, die voor ons gekruisigd is. De priester staat daar als vertegenwoordiger van Christus en spreekt de woorden uit, maar de kracht en de genade ervan komen van God. Dit is mijn Lichaam, zegt hij. Door dit woord worden de offergaven omgevormd." H. Johannes Chrysostomos, De prodit. Iudae. Homil. 1, 6: PG 49, 380 Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. Homil. 82, 5: PG 58, 744
En bij Johannes, de bisschop van Constantinopel, sluit zich volkomen aan Cyrillus, de bisschop van Alexandrië, die in zijn commentaar op het Evangelie van Mattheus schrijft:
"Hij zei zeer positief: Dit is mijn Lichaam en dit is mijn Bloed, opdat gij niet zoudt menen, dat hetgeen men ziet slechts een symbool is, maar integendeel zoudt geloven, dat de offergaven op een mysterieuze wijze door de almachtige God werkelijk veranderd worden in het Lichaam en Bloed van Christus; en als wij daaraan deelnemen, ontvangen wij de levenwekkende en de heiligende kracht van Christus." H. Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op het Evangelie volgens Mattheus, Commentarium in Matth Evangelium. 26, 27: PG 72, 451
En Ambrosius, de bisschop van Milaan, spreekt op duidelijke wijze over de eucharistische verandering als volgt:
"Laten wij ervan overtuigd zijn, dat dit niet iets is, wat de natuur gevormd heeft, maar iets wat de zegening heeft geconsacreerd, en dat de kracht van de zegening sterker is dan de kracht van de natuur, want door de zegening wordt ook de natuur veranderd."
En ter bevestiging van de waarheid van het geheim noemt hij talrijke wonderen, die in de Schrift vermeld staan, o.a. de geboorte van Christus uit de Maagd Maria, beschouwt dan het werk van de schepping en besluit:
"Kan dan het woord van Christus, dat uit het niet kon voortbrengen iets wat niet bestond, de bestaande dingen niet veranderen in wat ze niet waren? Het is immers niet iets geringers, aan de dingen hun eigen natuur te geven dan hun natuur te veranderen." H. Ambrosius van Milaan, De Mysteriis. 9, 50-52: PL 16, 422-424
4. Het optreden van de Kerk tegen Berengarius
Maar het is niet nodig, veel getuigenissen aan te halen. Wij willen liever wijzen op de geloofszekerheid, waarmee de Kerk eensgezind in verzet kwam tegen Berengarius, toen deze, bezwijkend voor de bezwaren van het menselijk verstand, als eerste de eucharistische verandering durfde loochenen, en op het feit, dat de Kerk hem meermalen veroordeelde, toen hij niet wilde herroepen. Daarom heeft onze voorganger Gregorius VII van hem een eed geëist van de volgende inhoud:
"Innerlijk geloof ik en met de mond belijd ik, dat het brood en de wijn op het altaar, door het mysterie van het heilig gebed en de woorden van onze Verlosser, wezenlijk veranderd worden in het waarachtige, echte en levenwekkende Vlees en Bloed van onze Heer Jezus Christus, en dat er na de consecratie het waarachtige Lichaam van Christus is, dat geboren is uit de Maagd, geslachtofferd en gekruisigd werd voor het heil van de wereld en dat zetelt aan de rechterhand van de Vader; en dat er het waarachtige Bloed is van Christus, dat uit zijn zijde vloeide; en zulks niet alleen als het teken en de kracht van het Sacrament, maar in de eigenheid van de natuur en in de werkelijkheid van de substantie." 6e Synode van Rome, Geloofsbelijdenis van Berengarius (11 feb 1079). Mansi, Collectio amplissima Conciliorum XX, 524 D.
5. De leer van de Concilies
Met deze woorden komt ook overeen prachtig voorbeeld van de onwrikbaarheid van het katholiek geloof de constante leer van de Oecumenische Concilies van het Lateraan, van Constanz, Florence en tenslotte van Trente omtrent het mysterie van de eucharistische verandering, hetzij in het uiteenzetten van de kerkelijke leer hetzij in het veroordelen van dwalingen.
6. Het getuigenis van de pausen
Na het Concilie van Trente heeft onze voorganger Pius VI, zich richtend tegen de dwalingen van de synode van Pistoia, de pastoors ernstig aangespoord om bij hun geloofsonderricht niet na te laten, te spreken over de transsubstantiatie, die behoort tot de geloofspunten. Paus Pius VI, Constitutie, Tegen de Gallicaanse en Jansenistische dwalingen van de Synode van Pistoia (1786), Auctorem fidei - Errores Synodi Pisoriensis (28 aug 1794) Evenzo heeft onze voorganger Pius XII, z.g., erop gewezen, dat men, bij de discussies over het Geheim van de transsubstantiatie, bepaalde grenzen niet mag overschrijden. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de Kardinalen, prelaten en priesters, die hebben deelgenomen aan het Internationaal Congres voor pastorale liturgie te Assisi, Vous nous avons demandé (22 sept 1956) En wijzelf hebben onlangs bij de viering van het Italiaans Nationaal Eucharistisch Congres te Pisa, overeenkomstig ons apostolisch ambt, openlijk en plechtig getuigenis afgelegd van het geloof van de Kerk. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot het Italiaans Nationaal Eucharistisch Congres te Pisa (10 juni 1965)
7. Het getuigenis van de eredienst van de Kerk
Overigens heeft de katholieke Kerk het geloof in de tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Christus in de Eucharistie niet alleen onderwezen, maar ook beleefd door aan dit verheven Sacrament altijd de eredienst van aanbidding te schenken, die alleen aan God toekomt. Van deze eredienst zegt de H. Augustinus:
"In dit Vlees heeft (de Heer) hier op aarde geleefd, en ditzelfde Vlees heeft Hij ons gegeven als spijs voor ons heil. Niemand eet dit Vlees zonder het eerst te aanbidden ... en niet alleen begaan wij geen zonde door het te aanbidden, maar wij zondigen juist als wij het niet aanbidden." H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 98, 9: PL 37, 1264

Document

Naam: MYSTERIUM FIDEI
Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie
Soort: H. Paus Paulus VI - Encycliek
Auteur: H. Paus Paulus VI
Datum: 3 september 1965
Copyrights: © 1965, Ecclesia Docens 0719, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.
Bewerkt: 14 oktober 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test