MYSTERIUM FIDEIOver de leer en de verering van de Heilige Eucharistie
(Soort document: H. Paus Paulus VI - Encycliek)
H. Paus Paulus VI -
3 september 1965
HOOFDSTUK 3 - Het geheim van de Eucharistie wordt voltrokken in het Offer van de Mis
1. Het geheim van de Eucharistie en het Kruisoffer
Tot gemeenschappelijke stichting en voldoening van allen willen wij nu met u, eerbiedwaardige Broeders, de leer beschouwen, die de katholieke Kerk uit de overlevering bezit omtrent het Geheim der Eucharistie en die zij eenstemmig onderwijst.
2. De Eucharistie in de getuigenissen van het Nieuwe Testament
Want toen Christus de Heer het Geheim van de Eucharistie instelde, heeft Hij het Nieuwe Verbond, waarvan Hij de Middelaar is, bezegeld met zijn Bloed, zoals vroeger Mozes het Oude Verbond bezegeld had met het bloed van kalveren.
Vgl. Ex. 24, 8
Zoals immers de evangelisten verhalen, "nam Jezus bij het laatste avondmaal het brood, sprak een dankgebed uit, brak het, en gaf het hun met de woorden.
"Dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot een gedachtenis aan Mij". Evenzo gaf Hij de beker, na de maaltijd, terwijl Hij sprak: "Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn Bloed, dat voor u wordt vergoten". (Lc. 22, 19-20) Vgl. Mt. 26, 26-28
Vgl. Mc. 14, 22-24
Door aan zijn apostelen de opdracht te geven, dit te doen tot gedachtenis aan Hem, wilde Hij, dat dit voortdurend zou worden vernieuwd. De oude Kerk heeft deze opdracht getrouw uitgevoerd door te volharden in de leer van de apostelen en samen te komen voor de viering van het eucharistisch offer. "
Zij legden zich ernstig toe", gelijk de H. Lucas het nauwkeurig zegt, "
Op de leer van de apostelen en bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed." (
Hand. 2, 42) En hierdoor werden de gelovigen vervuld met zulk een vurigheid, dat men van hen kon zeggen: "
de menigte, die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van ziel". (
Hand. 4, 32)
De apostel Paulus, die ons zo getrouw heeft overgeleverd, wat hij van de Heer had ontvangen (1 Kor. 11, 23-26), spreekt duidelijk over het eucharistisch Offer, wanneer hij verklaart, dat de christenen niet mogen deelnemen aan de heidense offers, omdat zij deel hebben gekregen aan de tafel des Heren. Hij zegt: "Geeft niet de beker der zegening, die wij zegenen, gemeenschap met het Bloed van Christus? Geeft niet het brood, dat wij breken, gemeenschap met het Lichaam van Christus?... Gij kunt niet de beker des Heren drinken en de beker der demonen; gij kunt niet deel hebben aan de tafel des Heren en aan de tafel der demonen." (1 Kor. 10, 16.21) Dit nieuwe offer van het Nieuwe Verbond, door Malachias reeds aangekondigd (Mal. 1, 11) had, heeft de Kerk, onderricht door de Heer en de apostelen, altijd opgedragen "niet slechts voor de zonden, de straffen, de voldoeningen en andere noden van de nog levende gelovigen, maar ook voor de in Christus overledenen, die nog niet geheel gezuiverd zijn". Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6

3. Het getuigenis van de christelijke oudheid
Om te zwijgen van andere getuigenissen, willen wij slechts dat van de H. Cyrillus van Jeruzalem noemen, die bij zijn onderricht in het christelijk geloof aan de pas gedoopten deze gedenkwaardige woorden sprak:
"Na het geestelijk offer, de onbloedige eredienst, voltrokken te hebben, willen wij God, in aanwezigheid van dit offer van verzoening, bidden voor de algemene vrede der Kerken, voor een rechtvaardige orde in de wereld, voor de regeerders, voor de soldaten en bondgenoten, voor de zieken, voor de lijdenden; en wij allen bidden en dragen dit offer op in het algemeen voor allen, die hulp nodig hebben... Verder bidden wij ook voor onze overleden vaders en bisschoppen en voor allen, die onder ons gestorven zijn. Wij geloven immers, dat wij zo in hoge mate hulp bieden aan de zielen, voor wie wij bidden in de presentie van het heilig en ontzagwekkend offer."
De heilige leraar wist dan ter illustratie op de krans, die men vlecht voor de keizer om zijn gratie te verkrijgen voor de verbannenen, en hij besluit aldus:
"Op dezelfde wijze bidden ook wij God voor de overledenen, ook al zijn zij zondaars, en wij vlechten daarbij geen krans, maar wij bieden daarbij Christus aan, die voor onze zonden werd geslachtofferd, en zo trachten wij de gunst en de vergiffenis te verwerven van de barmhartige God zowel voor de overledenen als voor ons ." H. Cyrillus van Jeruzalem, Tweede mystagogische catechese, Catecheses Mystagogicae. 23 (myst. 5), 8-18: PG 33, 1115-1118
Dat deze gewoonte om ook voor de overledenen "het offer van onze losprijs" op te dragen in de Kerk van Rome bestond, getuigt de H. Augustinus
Vgl. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. IX, 12, 32 en hij merkt daarbij op, dat die gewoonte, als door de Vaders overgeleverd, door de gehele Kerk wordt gepraktiseerd.
H. Augustinus, Preken, Sermones. 172, 2
4. De Eucharistie als het Offer van de gehele Kerk
Maar er is nog iets anders, dat wij als een uitstekende verheldering van het mysterie van de Kerk hieraan willen toevoegen, nl. dat de Kerk, wanneer zij samen met Christus optreedt als priester en offer, in haar geheel het Offer van de Mis opdraagt en dat zij in dat Offer ook in haar geheel wordt opgedragen. Deze prachtige leer is reeds van oudsher door de Vaders onderwezen
Vgl. H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. X, 6: PL 41, 284; ze is, enkele jaren geleden, door onze voorganger Pius XII, zaliger gedachtenis, uiteengezet
Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 84-85 en onlangs ook door het
Tweede Vaticaans Concilie geformuleerd in de
2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964), waar gehandeld wordt over het volk Gods.
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 En het is onze vurige wens, dat ze steeds beter wordt belicht en de gelovigen steeds dieper wordt ingeprent, met de juiste inachtneming van het niet slechts graduele, maar ook wezenlijke onderscheid tussen het algemeen priesterschap van de gelovigen en het hiërarchisch priesterschap.
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10 Want deze leer is uitermate geschikt om de eucharistische godsvrucht te bevorderen, de waardigheid van alle gelovigen in het licht te stellen en hen aan te sporen tot het streven naar de hoogste heiligheid, die bestaat in een zich volledig wegschenken aan de goddelijke Majesteit door het edelmoedig offer van zichzelf.
5. Het publieke en sociale karakter van iedere Mis
Verder moeten wij nog wijzen op de conclusie, die uit deze leer voortvloeit omtrent "het publieke en sociale karakter van iedere Mis".
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 27 Want iedere Mis, ook al wordt ze privé, door de priester gecelebreerd, is toch geen privé-zaak, maar een act van Christus en de Kerk. De Kerk immers heeft geleerd om in het Offer, dat zij opdraagt, zichzelf als een universeel Offer op te dragen, en zij past daarin de unieke en oneindige verlossingskracht van het Kruisoffer toe op de gehele wereld, tot haar heil. Want iedere Mis wordt gecelebreerd niet slechts tot heil van enkelen, maar ook voor dat van de gehele wereld. Hieruit vloeit het volgende voort: Al is de actieve deelname van een groot aantal gelovigen aan de viering van de Mis uiteraard zeer gewenst, toch is het niet af te keuren, ja zelfs goed te keuren, dat om een billijke reden de Mis privé wordt opgedragen door een priester met slechts één ministrant, die dient en antwoordt, altijd volgens de voorschriften en de wettige tradities van de heilige Kerk. Want zulk een Mis schenkt een grote, ja overvloedige rijkdom van bijzondere genaden zowel tot heil van de priester zelf als van het gelovige volk, van de gehele Kerk en van de gehele wereld, genaden, die men niet in diezelfde overvloed ontvangt door alleen maar te communiceren.

6. Aansporing tot de priesters
Daarom sporen wij de priesters, die heel bijzonder onze vreugde en onze kroon uitmaken in de Heer, vaderlijk en dringend aan, dat zij de macht indachtig mogen zijn, die zij bij hun wijding van de bisschop hebben ontvangen, om nl. aan God het Offer op te dragen, de Mis te vieren voor levenden en overledenen in de naam des Heren
Vgl. Congregatie voor de Riten, Cæremoniale Episcoporum (17 aug 1886), en dat zij dagelijks waardig en met godsvrucht de Mis mogen vieren, opdat zijzelf en de andere gelovigen deelachtig worden aan de rijke vruchten van het Kruisoffer. Op deze wijze zullen zij ook veel bijdragen tot het heil van de mensheid.
© 1965, Ecclesia Docens 0719, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.