
H. Paus Paulus VI - 3 september 1965
MYSTERIUM FIDEI Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie |
|||
► | Redenen tot herderlijke bezorgdheid en ongerustheid |
Toch, eerbiedwaardige Broeders, hebben wij juist op dit punt, waarover het hier gaat, ook redenen tot ernstige pastorale bezorgdheid en ongerustheid, en in het besef van ons apostolisch ambt kunnen wij ook hier niet over zwijgen.
Het is ons namelijk bekend, dat sommigen, bij het spreken en schrijven over dit heilig Geheim, aangaande de privé-missen, het dogma van de transsubstantiatie en de verering van de Eucharistie meningen verkondigen, die de gelovigen van de wijs brengen en die bij hen geen geringe verwarring veroorzaken omtrent geloofswaarheden, alsof iedereen de door de Kerk gedefinieerde leer zo maar naast zich zou kunnen neerleggen of haar zo zou kunnen verklaren, dat de ware betekenis van de woorden of de algemeen aanvaarde portee van de begrippen wordt uitgehold.
Men mag nl., om maar een voorbeeld te noemen, de waarde van de "gemeenschapsmis" niet zó overdrijven, dat men daardoor aan de waarde van de privé-missen te kort doet. Men mag ook niet eenzijdig de nadruk leggen op het aspect van het sacramentele teken, alsof met het symbolisch karakter, dat door iedereen als vaststaand wordt aangenomen voor de Eucharistie, reeds heel de manier van Christus' tegenwoordigheid in dit Sacrament ten volle zou zijn weergegeven.
Evenmin mag men over het Geheim van de transsubstantiatie spreken zonder melding te maken van de wonderbare verandering van heel de substantie van het brood in het Lichaam en van heel de substantie van de wijn in het Bloed van Christus, volgens de leer van het Concilie van Trente, om enkel maar te spreken van wat men noemt de "transsignificatie" en "transfinalisatie". Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 8. DH 1642 Men mag tenslotte niet de mening verkondigen en in praktijk brengen, volgens welke in de geconsacreerde hosties, die na de viering van het Misoffer overblijven, Christus de Heer niet meer tegenwoordig zou zijn.
Het moet voor iedereen duidelijk zijn, dat door het verbreiden van deze en dergelijke meningen aanzienlijk afbreuk wordt gedaan aan het geloof in de Eucharistie en aan de verering ervan.
Om te voorkomen, dat de hoop, door het Concilie gewekt, omtrent een nieuwe uitstraling van eucharistische vroomheid, die heel de Kerk zou doordringen, vernietigd wordt door de reeds uitgezaaide verkeerde opvattingen, hebben wij besloten, eerbiedwaardige Broeders, u over dit onderwerp te spreken en met apostolisch gezag u onze mening hieromtrent kenbaar te maken.