H. Paus Paulus VI - 3 september 1965
Deze tegenwoordigheid wordt een "werkelijke" tegenwoordigheid genoemd, niet bij wijze van uitsluiting, alsof de andere manieren van tegenwoordigheid niet werkelijk zouden zijn, maar bij wijze van "uitnemendheid", omdat ze "substantieel" is, en hierdoor Christus, God en mens, totaal en volledig tegenwoordig komt. Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 5-7 Men verklaart dus deze manier van tegenwoordigheid verkeerd, wanneer men haar ziet als de alomtegenwoordige "pneumatische" natuur, zoals men het uitdrukt van het verheerlijkte Lichaam van Christus, of als men ze beperkt tot een symbolisme, alsof dit hoogheilig Sacrament in niets anders zou bestaan dan in een werkdadig teken van de geestelijke tegenwoordigheid van Christus en van zijn intieme vereniging met zijn ledematen, de gelovigen, in het mystieke Lichaam". Paus Pius XII, Encycliek, Over sommige valse meningen die de grondslagen van de Katholieke leer dreigen te ondermijnen, Humani Generis (12 aug 1950), 26