Wij allen weten, dat Christus op meer dan één manier tegenwoordig is bij zijn Kerk. Deze aantrekkelijke waarheid, die reeds kort uiteengezet is in de Constitutie over de heilige Liturgie
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7 , willen wij iets uitvoeriger ontwikkelen. Christus is tegenwoordig bij zijn biddende Kerk, omdat Hij het is, die "bidt voor ons en bidt in ons, en tot wie wij bidden. Hij bidt voor ons als onze priester; Hij bidt in ons als ons Hoofd; en wij bidden tot Hem als onze God".
H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 85, 1. Hijzelf heeft beloofd: "
waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden" (
Mt. 18, 20). Hij is tegenwoordig bij zijn Kerk, als zij de werken van barmhartigheid beoefent, niet alleen, omdat, als wij iets goeds doen aan een der geringsten van zijn broeders, wij dit aan Christus zelf doen
Vgl. Mt. 25, 40
, maar ook, omdat het Christus is, die deze werken verricht door zijn Kerk, doordat Hij voortdurend de mensen te hulp komt met zijn goddelijke liefde. Hij is tegenwoordig bij zijn Kerk, die op pelgrimstocht is en vurig uitziet naar de haven van het eeuwige leven, want Hij woont in onze harten door het geloof
Vgl. Ef. 3, 17
en Hij stort daarin de liefde uit door de Heilige Geest, die Hij ons schenkt.
Vgl. Rom. 5, 5