H. Paus Paulus VI - 3 september 1965
De apostel Paulus, die ons zo getrouw heeft overgeleverd, wat hij van de Heer had ontvangen (1 Kor. 11, 23-26), spreekt duidelijk over het eucharistisch Offer, wanneer hij verklaart, dat de christenen niet mogen deelnemen aan de heidense offers, omdat zij deel hebben gekregen aan de tafel des Heren. Hij zegt: "Geeft niet de beker der zegening, die wij zegenen, gemeenschap met het Bloed van Christus? Geeft niet het brood, dat wij breken, gemeenschap met het Lichaam van Christus?... Gij kunt niet de beker des Heren drinken en de beker der demonen; gij kunt niet deel hebben aan de tafel des Heren en aan de tafel der demonen." (1 Kor. 10, 16.21) Dit nieuwe offer van het Nieuwe Verbond, door Malachias reeds aangekondigd (Mal. 1, 11) had, heeft de Kerk, onderricht door de Heer en de apostelen, altijd opgedragen "niet slechts voor de zonden, de straffen, de voldoeningen en andere noden van de nog levende gelovigen, maar ook voor de in Christus overledenen, die nog niet geheel gezuiverd zijn". Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6