Paus Benedictus XVI - 20 december 2010
Een visioen van de H. Hildegard van Bingen is mij in gedachten gekomen, waarin op schokkerende wijze beschreven wordt, wat wij dit jaar meegemaakt hebben:
”In het jaar 1170 na de Geboorte van Christus was ik lange tijd door ziekte geveld. Toen zag ik, wakker van lijf en geest, een vrouw van zulk een schoonheid, dat een mensengeest niet in staat zou zijn te begrijpen. Haar gestalte reikte van de aarde tot de hemel. Haar aangezicht lichtte op in de grootst mogelijke glans. Haar ogen blikten op de hemel. Ze ging gekleed in een stralend lichte gewaad van witte zijde en een mantel, bezet met kostbare stenen. Aan haar voeten droeg zij schoenen van onyx. Maar haar aangezicht was met stof bestrooid, haar gewaad was aan de rechterkant gescheurd. Ook had haar mantel haar bijzondere schoonheid verloren en haar schoenen waren van bovenaf vies geworden. Met luide, klagende stem schreeuwde zij naar de hemel: (...) Hoor, hemel: hoe mijn gezicht bezoedeld is; treur, aarde: want mijn mantel is gescheurd; beef, afgrond: mijn schoenen zijn besmeurd..."
En verder zei ze: 'In het hart van de Vader was ik verborgen, totdat de Mensenzoon, in maagdelijkheid ontvangen en geboren, Zijn bloed vergoot. Met dit bloed, als een bruidsschat, heeft Hij zich verloofd met mij...'
De wonden van mijn Bruidegom blijven vers en open zolang de wonden van de zonden van de mensen open blijven. En de wonden van Christus blijven open vanwege de zonden van de priesters. (...) Zij scheuren mijn gewaad, omdat zij overtreders zijn van de wet, het Evangelie en hun priesterlijke plichten. Mijn mantel ontnemen zij de glans, omdat zij de voorschriften volledig nalaten te volgen. (...) Zij besmeuren mijn schoenen (...) omdat zij de rechte weg, dat is de harde en ruwe weg van gerechtigheid, niet volgen en ook hun vertrouwelingen niet het goede voorbeeld geven. (...) Toch vind ik bij enkelen het oplichten van de waarheid.
En ik hoorde een stem vanuit de hemel, die sprak: dit beeld stelt de Kerk voor. Daarom, o mens, die daar toeziet en de klaagstemmen hoort, verkondig het de priesters, die ertoe bestemd zijn om leiding en instructies te geven aan het volk van God en tot wie, zoals de apostelen, gezegd is: 'Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping' (Mc. 16, 15)” H. Hildegard von Bingen, Brief aan Werner von Kitrchheim en aan zijn priestergemeenschap. PL 197, 269ff