Paus Benedictus XVI - 20 december 2010
"Excita, Domine, potentiam tuam, et veni". Dit Adventsgebed is mij bij de grote moeilijkheden, waaraan we in het afgelopen jaar blootgesteld waren, steeds weer in gedachten en op de lippen gekomen. We zijn met grote vreugde het Jaar van de Priesters begonnen en we mochten het, God zij dank, met grote dankbaarheid beëindigen, hoewel het geheel anders gelopen is dan wij gedacht hadden. Het is ons priesters en de leken, en juist ook de jongeren, weer bewust geworden, welk een geschenk het priesterschap voor de Katholieke Kerk is, dat ons door de Heer is toevertrouwd. Zo is ons weer bewust geworden, hoe mooi het is, dat mensen in de naam van God en met volmacht het Woord van Vergeving mogen uitspreken en zo de wereld, het leven kunnen veranderen. Hoe mooi is het, dat mensen de woorden van de consecratie mogen uitspreken, waardoor de Heer een stuk van de wereld in Zich opneemt en zo op die plaats in haar substantie omvormt. Hoe mooi is het, dat mensen vanuit de Heer hun vreugde en lijden, in de grote als ook in de donkere uren van hun leven bij mogen staan. Hoe mooi is het, in het leven niet deze of gene opdracht te hebben, maar eenvoudig in het mens-zijn zelf – het daarbij helpen, dat het op God gericht zich opent en vanuit God geleefd wordt. Juist des te meer waren we ontzet, juist in dit Jaar in een omvang, die we ons nooit hebben kunnen voorstellen, door kennis te nemen van gevallen van misbruik van minderjarigen door priesters, die het Sacrament in zijn tegendeel hebben laten verkeren, die mensen in hun kindsheid – onder de dekmantel van het Heilige – ten diepste hebben stuk gemaakt en beschadigd voor de rest van hun leven.