8 april 1546
De heilige, oecumenische en algemene kerkvergadering van Trente, in de Heilige Geest wettig vergaderd, onder voorzitterschap van de drie legaten van de apostolische stoel, stelt zich vóór alles ten doel, dat met uitschakeling van de dwalingen, de zuiverheid zelf van het Evangelie bewaard blijft.
Dit Evangelie, dat tevoren is beloofd door de profeten in de heilige geschriften, heeft onze Heer Jezus Christus, de Zoon van God met eigen mond het eerst verkondigd.
Vervolgens heeft Hij bevolen, dat dit Evangelie door zijn apostelen als de bron van de gehele en heilzame waarheid en van de tucht van de zeden aan de gehele schepping zou gepredikt worden. Vgl. Mc. 16, 15
Ziende dat deze waarheid en tucht vervat is in de geschreven boeken en in de ongeschreven overleveringen, die uit Christus' mond zelf door de apostelen zijn ontvangen, of door de apostelen zelf, onder ingeving van de Heilige Geest, als het ware van hand tot hand doorgegeven, tot ons zijn gekomen, het voorbeeld volgend van de rechtgelovige Vaders, aanvaardt en vereert (deze kerkvergadering) met gelijk gevoel van godsvrucht en (gelijke) eerbied alle boeken, zowel van het Oude als van het Nieuwe Verbond, omdat van beiden de ene God de schrijver is, en ook de overleveringen zelf, zowel op het geloof als op de zeden betrekking hebbend, als ofwel mondeling van Christus komend ofwel door de Heilige Geest ingegeven en door ononderbroken opeenvolging in de katholieke Kerk bewaard.
Het meent echter aan dit decreet een lijst van de heilige Boeken te moeten toevoegen, zodat niemand kan twijfelen welke boeken dit Concilie heeft aangenomen. Het zijn dus de hierna genoemde Boeken.