Paus Benedictus XVI - 15 december 2010
Kardinalen,
Vereerde broeders in het Bisschopsambt en priesterschap,
Dierbare broeders en zusters,
De perikoop uit het Boek Jezus Sirach en de proloog van de Eerste Brief van Sint Petrus, verkondigd als de eerste en tweede lezing, geven belangrijke punten voor de reflectie op deze Eucharistische viering, waaronder we mijn vereerde voorganger, de Dienaar Gods Pius XII gedenken. Precies vijftig jaar is het geleden sinds zijn sterven, dat in de eerste uren van 9 oktober 1958 plaats vond.
Jezus Sirach, zoals we gehoord hebben, herinnert ons eraan dat, als we de Heer willen volgen, we bereid moeten zijn om nieuwe vervolgingen, moeilijkheden en lijden te ondergaan. Maar om hier niet aan onder door te gaan - zo bemoedigd hij ons - moeten we een rechtvaardig en standvastig hart hebben, trouw aan God en geduld, verenigd met de blijvende overtuiging om het pad van het goede te volgen. Lijden vormt ons hart tot een leerling van de Heer, juist zoals goud door vuur beproefd wordt. De heilige auteur schrijft: "Alles wat u overkomt moet ge aanvaarden; gij moet geduldig zijn in de wederwaardigheden die u vernederen. Want goud wordt in het vuur beproefd en de aan God welgevallige mens in de oven van de vernedering" (Sir. 2, 4-5).
Op zijn beurt geeft Sint Petrus in de perikoop die ons werd voorgehouden, wanneer hij spreekt tot de Christenen van de gemeenschappen van Klein Azië die "onder allerlei soorten van vervolgingen lijden", aan dit voorbij gaat: hij vraagt hun om ondanks dit alles "grote vreugde" te voelen (1 Pt. 1, 6). Beproevingen is eigenlijk noodzakelijk, stelt hij vast, "die dienen om de deugdelijkheid van uw geloof te bewijzen, dt zoveel kostbaarder is dan vergankelijk goud, dat toch ook door vuur gelouterd wordt. Dan zal, wanneer Jezus Christus zich openbaart, lof, heerlijkheid en eer uw deel zijn." (1 Pt. 1, 7). En dan, voor de tweede keer, moedigt hij hen aan om te juichen, "hoe onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn" (1 Pt. 1, 8). De diepere reden voor deze geestelijke vreugde is de liefde voor Jezus en de zekerheid aan Zijn onzichtbare aanwezigheid. Hij maakt het geloof en de hoop van de gelovigen blijvend, zelfs wanneer ze de meest ernstig bedreigd worden in hun bestaan.
In het licht van deze Bijbelse teksten lezen we het aardse leven van Paus Pacelli en zijn langdurige dienst aan de Kerk, welke begon in 1901 onder Leo XIII en voortging onder de H. Paus Pius X, Benedictus XV en Pius XI. Boven alles helpen deze Bijbelse teksten ons te begrijpen dat ze de bron zijn die hem de moed en de rust in zijn pauselijke dienst gaven, gedurende de moeilijke jaren van de Tweede Wereldoorlog en de jaren die daarop volgden, niet minder complex, vanwege de opbouw en de moeilijke internationale relaties, door de geschiedenis "de Koude Oorlog" genoemd.
"Miserere mei Deus, secundum magnam misericordiam tuam": met deze aanroeping genomen uit Psalm 50 (51) begint Pius XII zijn testament. En hij vervolgt: "Deze woorden, bewust dat ik onwaardig ben, welke ik uitriep op het moment dat ik, trillend, de keuze tot Paus aanvaarde, herhaal ik nu met nog grotere overtuiging". Dit was twee jaar voor zijn dood. Om zichzelf over te geven in de handen van de barmhartige God: Dat was de houding die mijn vereerde voorganger steeds cultiveerde, de laatste van de Pausen die geboren is in Rome en die behoorde tot een familie die al vele jaren aan de Heilige Stoel verbonden is.
In Duitsland, waar hij de Apostolische Nuntius was, eerst in München in Beieren en daarna in Berlijn tot 1929, liet hij een dankbare herinnering, vooral toen hij samenwerkte met Benedictus XV in een poging om de "zinloze slachting" van de Grote Oorlog te stoppen. Ook heeft hij vanaf het begin het gevaar ingezien van het monster van de nationaal-socialistische ideologie met zijn verderfelijke antisemitische en antikatholieke wortels. In december 1929 werd hij tot kardinaal gecreëerd en kort daarna werd hij Staatssecretaris. Negen jaar was hij de trouwe medewerker van Pius XI, in een tijd dat gekenmerkt werd door totalitarisme: fascisme, nazisme en Sovjet communisme, alle veroordeeld door de Encyclieken Paus Pius XI - Encycliek
Non abbiamo bisogno
Over de verdediging van de Katholieke Actie
(29 juni 1931), Paus Pius XI - Encycliek
Mit brennender Sorge
De Katholieke Kerk in het Duitse Rijk
(14 maart 1937) en Paus Pius XI - Encycliek
Divini Redemptoris
Over het goddeloze communisme
(19 maart 1937).
"Wie luistert naar mijn woord en gelooft in Hem die Mij zond, heeft eeuwig leven" (Joh. 5, 24). Deze verzekering door Jezus, dat we in het Evangelie hebben gehoord, maakt dat we terugdenken aan de moeilijkste momenten uit het pontificaat van Pius XII toen hij, beseffend het verlies van enige menselijke veiligheid, hij de noodzaak voelde, zelfs doorheen een constante ascetische benadering, aan Christus toe te behoren, de enige zekerheid die niet nalaat. Het Woord van God werd dus het licht op zijn pad, een pad waarop Paus Pacelli de daklozen en de vervolgde mensen probeerde te bemoedigen, de ogen droogde van de lijden en huilenden van zo vele slachtoffers van de oorlog. Alleen Christus is de ware hoop voor de mensen; alleen het hart dat toevertrouwd wordt aan Hem kan hem openen voor de liefde die de haat overstijgt. Deze kennis volgde Pius XII gedurende zijn ministerie als Opvolger van Petrus, een ministerie dat begon toen de donkere wolken van een nieuw wereldconflict over Europa en de rest van de wereld trokken, welke hij steeds heeft willen voorkomen. Hij riep uit tijdens zijn Paus Pius XII - Radiotoespraak
Unora grave
Oproep tot het behoud van de vrede
(24 augustus 1939) "Niets wordt er verloren met de vrede. Alles kan verloren worden door de oorlog." Paus Pius XII, Radiotoespraak, Oproep tot het behoud van de vrede, Un'ora grave (24 aug 1939).
De oorlog maakte duidelijk welke liefde hij voelde voor zijn "geliefde Rome", een liefde die hij demonstreerde door zijn intense charitatieve werk die hij ondernam ter verdediging van de vervolgden, zonder onderscheid van religie, etniciteit, nationaliteit of politieke voorkeur. Toen de stad bezet was werd hij regelmatig geadviseerd om het Vaticaan te verlaten om zichzelf in veiligheid te brengen en hij antwoordde altijd op dezelfde en besliste wijze: "Ik zal Rome niet verlaten en mijn plaats, zelfs niet als dit mijn leven kost." Vgl. Summarium, p. 186. Zijn familieleden en andere getuigen verwijzen verder naar de ontberingen met betrekking tot voedsel, warmte, kleding en gerief, waartoe hij zichzelf vrijwillig onderwierp om op die manier op extreme wijze deelgenoot te zijn aan het lijden van het volk tengevolge van de bombardementen en de gevolgen van de oorlog vgl. A. Tornielli, "Pio XII, Un uomo sul trono di Pietro". En hoe kunnen we de Paus Pius XII - Radiotoespraak
Con sempre
Kerstboodschap 1942
(24 december 1942) vergeten? Met een stem die gebroken was door de emoties besprak hij de situatie van de "honderden en duizenden personen, die zonder enige eigen schuld, alleen om redenen van nationaliteit of ras, tot de dood of tot een geleidelijk uitsterven bestemd zijn. Paus Pius XII, Radiotoespraak, Kerstboodschap 1942, Con sempre (24 dec 1942), 54 een duidelijke verwijzing naar de deportaties en de uitroeiing van de Joden. Hij acteerde vaak in het geheim en stil, want, in het licht van de concrete realiteit van dat complexe historische moment, zag hij dat dit de enige mogelijke weg was om het ernstigste te voorkomen en het grootst mogelijke aantal Joden te redden. Voor deze inspanningen heeft hij na de oorlog talloze en unanieme blijken van dankbaarheid ontvangen. Bijvoorbeeld van de hoogste autoriteit in de Joodse wereld. Want bij zijn dood schreef Golda Meir, destijds Israëls minister van buitenlandse zaken: ‘Toen ons volk, gedurende tien jaar naziterreur, getroffen werd door de meest verschrikkelijke foltering, verhief de stem van de pontifex zich ten faveure van de slachtoffers’. Zij besloot met de emotionele woorden: ‘Wij bewenen het verlies van een groot dienaar van de vrede’.
Helaas heeft het historische debat, welke niet altijd de rustigste is geweest, over de figuur van de Dienaar Gods Pius XII, ons gehinderd om het licht te laten schijnen over alle aspecten van zijn veelomvattende pontificaat. Daar is een grote hoeveelheid aan toespraken en boodschappen gericht tot wetenschappers, doktoren en vertegenwoordigers van de meest gevarieerde categorieën van werkers, sommigen waarvan tot op de dag van vandaag een bijzondere actualiteit bezitten en een blijvend oriëntatiepunt zijn. Paulus VI, die gedurende vele jaren zijn trouwe medewerker was, beschreef hem als erudiete man, een oplettende leraar, open naar de moderne methoden van onderzoek en cultuur, met een steeds sterke en coherente trouw zowel aan de principes van het menselijke denken, als tot de onvervangbare schat van de waarheid van het geloof. Hij beschouwde hem als de voorloper van Vaticanum II Vgl. H. Paus Paulus VI, Angelus/Regina Caeli, 35 jaar geleden werd Paus Pius XII gekroond (10 mrt 1974). Vanuit dit gezichtspunt verdienen veel van zijn geschriften te worden herinnerd, maar ik wil mij hier beperken met het aanhalen van slechts enkele.
Met de Encycliek Paus Pius XII - Encycliek
Mystici Corporis Christi
Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus
(29 juni 1943), gepubliceerd op 29 juni 1943, terwijl de oorlog nog steeds woedde, beschreef hij de spirituele en zichtbare relatie die de mensen verenigd in het Vleesgeworden Woord. En hij stelde voor om onder deze invalshoek alle principiële thema's van de ecclesiologie te verenigen, hetgeen voor het eerst resulteerde in een dogmatische en theologische synthese dat een basis vormde voor de Dogmatische Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) van het Concilie.
Enkele maanden later, op 20 september 1943, legde hij de met de Encycliek Paus Pius XII - Encycliek
Divino afflante Spiritu
Over de bevordering van de studie van de Heilige Schrift
(30 september 1943) de doctrinaire normen vast voor de studie van de Heilige Schrift, en wees daarbij met name op het belang en de rol ervan in het christelijk leven. Het is een document dat een getuigenis geeft van een grote opening voor het wetenschappelijke onderzoek van Bijbelse teksten. Is het mogelijk om deze Encycliek niet te vergeten tijdens het werk van deze Synode dat zijn eigen thema: "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk" heeft? Het is te danken aan deze profetische intuïtie van Pius XII dat we het begin te danken hebben van een serieuze studie naar de karakteristieken van de oude historiografie, waardoor wij een beter begrip hebben van de oorsprong van de heilige boeken, zonder tekort te doen aan of het ter discussie stellen van hun historische waarden. De diepgaande studies van de "literaire genres", waarvan het de bedoeling is om een beter begrip te krijgen wat de heilige auteur bedoelt, werd vóór 1943 met wantrouwen bekeken, voor een gedeelte door het misbruik wat ervan gemaakt werd.
De Encycliek erkent dat het correct toegepast kan worden, en verklaard dat het gebruik ervan legitiem is, niet alleen voor de studie van het Oude Testament, maar ook van het Nieuwe. {{citaten}} Paus Pius XII, Encycliek, Over de bevordering van de studie van de Heilige Schrift, Divino afflante Spiritu (30 sept 1943), 13.
De derde Encycliek die ik wil noemen is Paus Pius XII - Encycliek
Mediator Dei et hominum
Over de Heilige Liturgie
(20 november 1947) dat gewijd is aan de liturgie en gepubliceerd werd op 20 november 1947. Met dit document heeft de Dienaar Gods een impuls gegeven aan de liturgische beweging, er op aandringend dat {{citaten}}.
We kunnen niet anders dan erkennen dat deze Paus een belangwekkende impuls heeft gegeven aan de missieactiviteiten van de Kerk met de Encyclieken "Paus Pius XII - Encycliek
Evangelii Praecones
Over de bevordering van de Christelijke missie (2 juni 1951)" (1951) en "Paus Pius XII - Encycliek
Fidei Donum
Over de toestand van de Afrikaanse missie
(21 april 1957)" (1957), die de taken van iedere gemeenschap om het Evangelie te verkondigen aan de volkeren onderstreepte, hetgeen Vaticanum II met moedige sterkte heeft voortgezet. Paus Pacelli had al reeds vroeg in zijn pontificaat zijn liefde voor de missie aangegeven toen hij in oktober 1939 persoonlijk twaalf Bisschoppen uit missielanden heeft willen consacreren, inclusief een Indiaan, een Chinees en een Japanner, de eerste Afrikaanse Bisschop en de eerste Bisschop van Madagaskar. Eén van zijn constante zorgen was de promotie van de rol van de leken opdat de kerkelijke gemeenschappen gebruik konden maken van alle mogelijke energie en bronnen. Hiervoor is de Kerk en de wereld hem ook dankbaar.
Dierbare broeders en zusters. Terwijl bidden om een goede voortgang van de zaligverklaring van de Dienaar Gods Pius XII, is het goed om te herinneren aan het feit dat heiligheid zijn ideaal was, een ideaal dat hij steeds aan iedereen voorhield. Dat is waarom hij de zalig- en heiligverklaringsprocessen van verschillende personen, vertegenwoordigers van alle levensstaten, rollen en beroepen heeft aanbevolen en dat hij een belangrijke rol gaf aan vrouwen. En het was Maria, de Moeder van de redding, die hij aan de mensheid gaf als teken van de zekere hoop, door het afkondigen van het dogma van de Paus Pius XII - Apostolische Constitutie
Munificentissimus Deus
Dogma verklaring Maria Tenhemelopneming
(1 november 1950) tijdens het Heilig Jaar 1950. In onze wereld, welke, net als toen, vervuld is van de angsten en onzekerheden over de toekomst; in deze wereld waarin, misschien meer dan ooit, het afstand nemen van de waarheid en de waarden door velen ons een idee geven van de scenario's zonder hoop, is het Pius XII die ons uitnodigt op te kijken naar Maria, die opgenomen is in de heerlijkheid van de hemel. Hij nodigt ons uit om haar gelovig aan te roepen, opdat zij ons toestaat om nog meer de waardigheid van het leven op aarde te waarderen en ons te helpen uit te zien naar de echte bedoeling van de bestemming van ons allen: het eeuwig leven dat, zoals Jezus ons overtuigd, al toebehoort aan hen die luisteren naar Zijn woord en het volgen. Amen!
Dierbare broeders en zusters,
Ik zou u vandaag een mystica willen voorstellen die niet uit de Middeleeuwen dateert; het betreft de heilige Veronica Giuliani, claris capucines. De reden daarvan is dat wij op 27 december aanstaande de 350e verjaardag van haar geboorte vieren. Een vreugdevolle gebeurtenis voor Città di Castello (Italië), plaats waar zij het grootste deel van haar leven heeft doorgebracht en waar zij stierf, evenals voor Mercatello – haar geboortestad – en het bisdom Urbino.
Veronica is dus op 27 december 1660 in Mercatello geboren, gelegen in de vallei van de Metauro, als kind van Francesco Giuliani en Benedetta Mancini; zij is de laatste van zeven dochters, waarvan nog drie anderen naar het klooster zullen gaan; zij krijgt de naam Ursula. Op de leeftijd van zeven jaar verliest zij haar moeder en haar vader vertrekt als hoofdinspecteur van de douane naar Piacenza in het hertogdom Parma. In die stad voelt Ursula in zich het verlangen toenemen om haar leven aan Christus toe te wijden. De roeping laat zich hoe langer hoe uitdrukkelijker gevoelen zodat zij op haar zeventiende intreedt in het strenge slotklooster van de clarissen capucinessen in Città di Castello, waar zij heel haar leven zal blijven. Zij ontvangt er de naam Veronica, wat “waarachtige afbeelding” betekent en wordt inderdaad de waarachtige afbeelding van de gekruisigde Christus. Een jaar later doet zij haar plechtige religieuze geloften: voor haar begint de weg van gelijkvormigheid met Christus langsheen vele boetedoeningen, groot lijden en vele mystieke ervaringen in verband met het lijden van Jezus: de doornen kroning, het mystieke huwelijk, de hartwonde en de stigmata. In 1716 wordt zij op 56-jarige leeftijd abdis van het klooster en zij zal die rol blijven uitoefenen tot aan haar dood in 1727, na een pijnlijke doodstrijd van 33 dagen die in diepe vreugde uitmondt, zodat haar laatste woorden waren: “Ik heb de Liefde gevonden, de Liefde heeft zich getoond! Dat is de oorzaak van mijn lijden. Zeg het iedereen, zeg het iedereen!” “Summarium Beatificationis”, 115-120. Op 9 juli verlaat zij haar aardse woning voor de ontmoeting met God. Zij is 67 jaar, waarvan zij vijftig jaar heeft doorgebracht in het klooster van Città di Castello. Zij werd op 26 mei 1839 door Paus Gregorius XVI heilig verklaard.
De Christus waarmee Veronica diep verenigd is, is de lijdende Christus van de passie, dood en verrijzenis; het is de Jezus in Zijn offergave aan de Vader om ons te redden. Uit die ervaring volgt ook de intense en lijdende liefde voor de Kerk, in de tweevoudige vorm van gebed en offer. De heilige leeft in deze optiek: zij bidt, lijdt, zoekt de “heilige armoede”, als een “onteigening”, het verlies van zichzelf Vgl. H. Veronica Giuliani, Dagboek. III,523 om juist zoals Christus te zijn die van zichzelf alles heeft gegeven.
Bijvoorbeeld, onze heilige citeert dikwijls de woorden van de apostel Paulus: “Indien God met ons is, wie zal dan tegen ons zijn?” (Rom. 8, 31) Vgl. H. Veronica Giuliani, Dagboek. I,714; II, 116.1021; III, 48. De assimilatie van deze Paulinische tekst, dit grote vertrouwen en deze diepe vreugde, worden in haar persoon een voldongen feit: “Mijn ziel – schrijft zij – werd gebonden door de Goddelijke wil en ik heb me werkelijk en voor altijd op Gods wil ingesteld. Het leek mij dat ik van die Goddelijke wil nooit meer zou scheiden en ik keerde in mijzelf precies met deze woorden: niets zal me kunnen scheiden van Gods wil, geen zorgen, noch verdriet, geen kwellingen, noch misprijzen, geen bekoringen, noch de schepselen, geen duivels, noch het duister en zelfs de dood niet, want in het leven en de dood wil ik Gods wil helemaal en in alles” H. Veronica Giuliani, Dagboek. IV, 272. Zo hebben ook wij de zekerheid dat de dood niet het laatste woord heeft, wij zijn geworteld in Gods wil en zo ook in het leven, echt en voor altijd.