Paus Benedictus XVI - 18 oktober 2010
Beste seminaristen,
Toen ik in december 1944 werd opgeroepen voor militaire dienst, vroeg de commandant ieder van ons wat we van plan waren te doen in de toekomst. Ik antwoordde dat ik een katholiek priester wilde worden. De luitenant reageerde daarop met: “Dan moet je iets anders uitkiezen. In het nieuwe Duitsland zijn er geen priesters meer nodig.” Ik wist dat dit ‘nieuwe Duitsland’ al ten einde liep, en dat, na de enorme verwoesting die die waanzin het land gebracht had, priesters meer dan ooit nodig zouden zijn. Tegenwoordig is de situatie totaal anders. Maar op verschillende manieren denken veel mensen tegenwoordig ook dat het katholiek priesterschap geen ‘baan’ voor de toekomst is, maar één die meer in het verleden thuishoort. Jullie, beste vrienden, hebben besloten naar het seminarie te gaan en je voor te bereiden op het priesterlijk dienstwerk in de Katholieke Kerk ondanks zulke meningen en tegenwerpingen. Jullie hebben iets goeds gedaan. Omdat mensen altijd God nodig zullen hebben, zelfs in een tijd die gekenmerkt wordt door technisch meesterschap over de wereld en door globalisatie: ze zullen altijd de God nodig hebben die Zichzelf heeft geopenbaard in Jezus Christus, de God die ons samenbrengt in de universele Kerk om met Hem en door Hem de ware betekenis van het leven te leren kennen en om de normen van werkelijke menselijkheid hoog te houden en toe te passen. Waar mensen God niet langer waarnemen, wordt het leven leeg; niets is ooit genoeg. Mensen zoeken dan een vluchtweg in drugs en geweld; dit zijn precies de dingen die jonge mensen steeds meer bedreigen. God leeft. Hij heeft ieder van ons geschapen en Hij kent ons allen. Hij is zo groot dat Hij de tijd heeft voor de kleine dingen in ons leven: “De haren op jullie hoofd zijn allemaal geteld”. God leeft, en Hij heeft mensen nodig om Hem te dienen en Hem tot andere mensen te brengen. Het is wel degelijk logisch om priester te worden: de wereld heeft priesters, herders, nodig, vandaag, morgen en altijd, tot aan het einde der tijden.
Het seminarie is een gemeenschap op weg naar het priesterlijk dienstwerk. Ik zeg hier iets heel belangrijks: men wordt geen priester op zijn eentje. De ‘gemeenschap van discipelen’, de broederschap van hen die de grotere Kerk, willen dienen is essentieel. In deze brief wil – terugdenkend aan mijn eigen tijd op het seminarie – verschillende onderdelen bespreken die ik belangrijk acht voor jullie weg daarheen.
Een ieder die priester wil worden moet op de allereerste plaats een ‘man van God’ zijn, om de uitdrukking van de heilige Paulus te gebruiken. Vgl. 1 Tim 6, 11 Voor ons is God niet zomaar een abstracte hypothese; Hij is niet zomaar een vreemde die na de ‘big bang’ vertrokken is. God heeft Zichzelf geopenbaard in Jezus Christus. In het gezicht van Jezus Christus zien we het gezicht van God. In Zijn woorden horen we God zelf tot ons spreken. Daaruit volgt dat het belangrijkste op onze weg naar het priesterschap en gedurende ons hele priesterlijk leven onze persoonlijke relatie met God in Jezus Christus is. De priester is niet het hoofd van een willekeurige vereniging wiens ledenbestand hij probeert bij te houden en uit te breiden. Hij is de boodschapper van God naar Zijn volk. Hij wil hen naar God leiden en zo ware gemeenschap tussen alle mensen bewerkstelligen. Daarom is het zo belangrijk, beste vrienden, dat jullie leren leven in een constante intimiteit met God. Als de Heer ons zegt ‘altijd te bidden’, vraagt Hij ons duidelijk niet om eindeloze gebeden op te dreunen, maar moedigt Hij ons aan om nooit onze innerlijke contact met God te verliezen. Bidden betekent groeien in de intimiteit. Het is dus van belang dat onze dag met gebed begint en eindigt; dat we luisteren naar God bij het lezen van de Schrift; dat we met Hem onze verlangens en hoop delen, onze vreugde en onze zorgen, ons falen en onze dank voor al Zijn zegeningen, en Hem dus steeds voor ons te houden als referentiepunt voor ons leven. Op deze wijze worden we ons bewust van onze zwaktepunten en leren we verbeteren, maar we komen ook tot waardering van alle schoonheid en goedheid die we dagelijks als gewoon aannemen, en zo groeien we in dankbaarheid. Met dankbaarheid komt vreugde om het feit dat God ons nabij is en dat we Hem kunnen dienen.
Voor ons is God niet simpelweg het Woord. In de Sacramenten geeft Hij zichzelf persoonlijk aan ons, door middel van fysieke werkelijkheden. In de kern van onze relatie met God en onze levenswijze staat de Eucharistie. Dat oprecht vieren, en zo Christus persoonlijk ontmoeten, moet de kern van al onze dagen zijn. In zijn interpretatie van het gebed, “Geef ons heden ons dagelijks brood”, zegt Sint Cyprianus onder andere dat ‘ons’ brood – het brood dat we als Christenen in de Kerk ontvangen – de Eucharistische Heer zelf is. In deze bede van het Onze Vader bidden we dan dus dat Hij ons dagelijks ‘ons’ brood zal geven; en dat het altijd ons leven mag voeden; dat de Verrezen Christus, die zichzelf aan ons geeft in de Eucharistie, werkelijk ons hele leven zal vormen door de glans van Zijn goddelijke liefde. Het gepast vieren van de Eucharistie omvat kennen, begrijpen en houden van de liturgie van de Kerk in haar vastomlijnde vorm. In de liturgie bidden we met de gelovigen van alle tijden – het verleden, het heden en de toekomst – in één groot gebedskoor. Zoals ik uit persoonlijke ervaring kan zeggen: het is inspirerend om te leren hoe het zich allemaal heeft ontwikkeld, welk een grote geloofservaring wordt weergegeven in de structuur van de Mis, en hoe die gevormd is door het gebed van vele generaties.
Het sacrament van Boete is ook belangrijk. Het leert me mezelf zien zoals God me ziet, en het dwingt me ertoe om eerlijk met mezelf te zijn. Het leidt me naar nederigheid. De Pastoor van Ars zei eens: “Je denkt dat het onlogisch is om vandaag vergeven te worden, omdat je weet dat je morgen dezelfde zonden opnieuw begaat. Maar,” zo gaat hij verder, “God vergeet de zonden van morgen meteen om je vandaag Zijn genade te schenken.” Zelfs als je steeds tegen dezelfde zwakten moet strijden is het belangrijk je te verzetten tegen de verharding van onze zielen en de onverschilligheid die simpelweg zou accepteren dat dit nu eenmaal is hoe we zijn. Het is belangrijk steeds vooruitgang te boeken, zonder angstvalligheid, in het dankbare bewustzijn dat God ons steeds opnieuw vergeeft – maar ook zonder de onverschilligheid die er toe kan leiden dat we strijd voor heiligheid en zelfverbetering helemaal achter ons laten. Daarnaast, door mijzelf te laten vergeven, leer ik anderen te vergeven. Door mijn eigen zwakheid te herkennen, word ik toleranter en meer begripvol voor het falen van mijn naaste.
Ik dring er bij jullie op aan om een waardering voor de volksdevotie te behouden, die in elke cultuur anders is maar steeds vergelijkbaar blijkt, want het menselijk hart is uiteindelijk één en hetzelfde. Zeker, volksdevotie neigt naar het irrationele, en kan soms wat oppervlakkig zijn. Maar het zou zeer verkeerd zijn het af te wijzen. Door die devotie heeft het geloof mensenharten bereikt en is het deel geworden van het algemene erfgoed van sentimenten en gewoonten die het leven en de gevoelens van de gemeenschap vormen. Daarom is de volksdevotie één van de grote schatten van de Kerk. Het geloof heeft vlees en bloed aangenomen. Zeker, volksdevotie moet steeds worden gezuiverd en gefocust, maar het is onze liefde waard en maakt ons werkelijk tot een ‘Volk van God’.
Jullie tijd op het seminarie is bovenal een tijd van studie. Het Christelijk geloof heeft een belangrijke rationele en intellectuele dimensie. Als die dimensie ontbrak, zou het niet zichzelf zijn. Paulus spreekt van de “de beginselen van de leer” waaraan we zijn toevertrouwd bij de Doop (Rom. 6, 17). Jullie kennen allemaal de woorden van Sint Petrus die door de middeleeuwse theologen gezien werden als rechtvaardiging van een rationele en wetenschappelijke theologie: “{Wees} altijd bereid tot verantwoording aan ieder die rekenschap vraagt van de hoop die in u leeft” (1 Pt. 3, 15). Leren hoe zo’n verantwoording af te leggen is één van de belangrijkste verantwoordelijkheden van jullie jaren op het seminarie. Ik kan jullie slechts bepleiten: wees toegewijd aan je studie! Maak gebruik van je jaren van studie! Je zal het niet betreuren. Zeker, de onderwerpen die je bestudeerd kunnen vaak ver verwijderd lijken van de praktijk van het Christelijk leven en het pastorale dienstwerk. Maar het is totaal onterecht om te twijfelen aan de praktische waarde daarvan door te vragen: zou me dit in de toekomst kunnen helpen? Zou het praktisch of pastoraal nuttig zijn? Het gaat er niet om ogenschijnlijk duidelijk nuttige dingen te leren, maar om de interne structuur van het geloof als geheel te begrijpen en waarderen, zodat het een antwoord kan worden op de vragen van mensen die oppervlakkig gezien veranderen van generatie op generatie maar uiteindelijk dezelfde blijven. Daarom is het belangrijk om voorbij de veranderlijke vragen van het moment te kijken om de ware vragen te begrijpen, en zo te begrijpen hoe de antwoorden ware antwoorden zijn. Het is belangrijk om een diepgaande kennis te hebben van de heilige Schrift als geheel, in zijn eenheid als het Oude en Nieuwe Testament; hoe de teksten tot stand zijn gekomen, hun literaire kenmerken, het proces waardoor zij de canon van heilige boeken gingen vormen, de dynamiek van hun interne eenheid, een eenheid die misschien niet op het eerste gezicht duidelijk is; maar die in feite de individuele teksten hun volle betekenis geeft. Het is belangrijk om bekend te zijn met de Kerkvaders en de grote Concilies waarin de Kerk door gelovige reflectie zich de essentiële uitspraken van de Schrift eigen maakte. Ik kan met gemak nog doorgaan. Wat we dogmatische theologie noemen is het begrijpen van de afzonderlijke inhoud van het geloof in eenheid met zichzelf, ja zelfs in hun ultieme simpliciteit: elk individuele onderdeel is uiteindelijk slechts een uiting van ons geloof in de ene God die zich heeft geopenbaard aan ons en dat nog altijd doet. Ik hoef het belang van het kennen van de belangrijkste kwesties in de moraaltheologie en de sociale leer van de Kerk niet uit te leggen. Het moderne belang van de oecumenische theologie, en van een kennis van de verschillende Christelijke gemeenschappen, is duidelijk; dat geldt ook voor het belang van een introductie op de grote religies, om maar te zwijgen van de filosofie: het begrijpen van dat menselijke proces van vragen en zoeken waarop het geloof wil antwoorden. Maar je zult ook moeten leren om het kerkrecht te begrijpen en – ja, zelfs – er van te houden, te waarderen hoe noodzakelijk het is en de praktische toepassingen ervan op waarde te schatten: een maatschappij zonder wetten zou een maatschappij zonder rechten zijn. De wet is de voorwaarde voor de liefde. Ik zal niet verder gaan met deze lijst, maar slechts nog eenmaal herhalen: hou van de studie van theologie en volg het in het heldere bewustzijn dat theologie is gegrondvest in de levende gemeenschap van de Kerk die, met haar autoriteit, niet in de tegenstelling tot de theologische wetenschap staat, maar haar vooronderstelt. Afgesneden van de gelovende Kerk zou de theologie niet langer zichzelf zijn en in plaats daarvan een samenraapsel van verschillende disciplines zonder interne eenheid worden.
Jullie jaren op het seminarie moeten ook een tijd van groei naar menselijke volwassenheid zijn. Voor de priester, die geroepen is om anderen te vergezellen op de reis van het leven tot aan de drempel van de dood, is het van belang om de juiste balans van hart en geest te hebben, van rede en gevoel, lichaam en ziel, en om menselijk geïntegreerd te zijn. De Christelijke traditie heeft altijd aan de theologische deugden de kardinale deugden, die afgeleid zijn van menselijke ervaring en filosofie, en, meer in het algemeen van de oprechte ethische traditie van de mensheid, gekoppeld. Paulus maakt dit heel erg duidelijk aan de Filippenzen: “Tenslotte, broeders en zusters, blijft aandacht besteden aan al wat waar en edel is, rechtvaardig en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, aan al wat deugd heet en lof verdient” (Fil. 4, 8). Dit houdt ook de integratie van de seksualiteit in de hele persoon in. Seksualiteit is gegeven door de Schepper, maar het is ook een taak aangaande de persoonlijke groei naar menselijke volwassenheid. Wanneer het niet is geïntegreerd in de persoon wordt seksualiteit banaal en vernietigend. Tegenwoordig zien we vele voorbeelden daarvan in onze maatschappij. Recentelijk hebben we met grote verontrusting gezien dat sommige priesters hun dienstwerk verminkt hebben door kinderen en jongeren seksueel te misbruiken. In plaats van mensen naar grotere menselijke volwassenheid te leiden en een voorbeeld voor hen te zijn, veroorzaakte hun misbruikgewoonten grote schade, waarvoor we diepgaande schaamte en spijt voelen. Als gevolg van dit alles vragen veel mensen, wellicht zelfs sommigen van jullie, zich af of het goed is om priester te worden, of de keuze voor het celibaat wel logisch is als een werkelijk menselijke levenswijze. Maar zelfs het misbruik, dat ten zeerste afgewezen moet worden, kan het priesterlijk dienstwerk, dat groots en puur blijft, niet in diskrediet brengen. God zij dank kent ieder van ons voorbeeldige priesters, mannen gevormd door hun geloof, die getuigen dat men een authentieke, pure en volwassen menselijkheid kan bereiken in deze staat en in het bijzonder in het celibatair leven. Toegegeven, het gebeurde moet ons allemaal meer opmerkzaam en oplettend maken, juist om onszelf eerlijk te onderzoeken, voor God, terwijl we op weg zijn naar het priesterschap, om zo te begrijpen of dit Zijn wil is voor mij. Het is de verantwoordelijkheid van jullie biechtvader en jullie superieuren om jullie te vergezellen en te helpen op de weg van de onderscheiding. Het in de praktijk brengen van fundamentele menselijke waarden, met jullie blik vast gericht op de God die zichzelf in Christus heeft geopenbaard, en jezelf steeds opnieuw door Hem te laten zuiveren, is een essentieel onderdeel van jullie reis.
De oorsprong van een priesterroeping is tegenwoordig gevarieerder en anders dan in het verleden. Tegenwoordig wordt de beslissing om priester te worden vaak genomen nadat men al een seculier beroep heeft. Vaak groeit het binnen de Gemeenschappen, in het bijzonder in de Bewegingen, die een gezamenlijke ontmoeting met Christus en Zijn Kerk, spirituele ervaringen en vreugde ten dienste van het geloof voorstaan. Het ontwikkelt zich ook in zeer persoonlijke ontmoetingen met de edelmoedigheid en de ellende van het menselijk bestaan. Als gevolg daarvan leven de kandidaten voor het priesterschap vaak op zeer verschillende spirituele continenten. Het kan moeilijk zijn om de gedeelde onderdelen van je toekomstige opdracht en de spirituele weg te herkennen. Om deze reden is het seminarie belangrijk als een gemeenschap die de verschillen in spiritualiteit verre overstijgt. De Bewegingen zijn iets magnifieks. Jullie weten hoezeer ik ze hoogacht en liefheb als gave van de Heilige Geest aan de Kerk. Maar ze moeten worden gewogen naar hun openheid voor wat werkelijk Katholiek is, voor het leven van de gehele Kerk van Christus die in al haar verscheidenheid nog steeds één blijft. De seminarietijd is een tijd waarin je met en van anderen leert. In het gemeenschapsleven, dat soms moeilijk is, moet je gulheid en tolerantie leren, niet alleen meeleven met, maar ook elkaar verrijkend, zodat ieder van jullie zijn bijdragen kan leveren aan het geheel, terwijl ieder dezelfde Kerk dient, dezelfde Heer. Deze leerschool van tolerantie, ja zelfs van wederzijds acceptatie en wederzijds begrip in de eenheid van het Lichaam van Christus, is een belangrijk onderdeel van jullie jaren op het seminarie.
Beste seminaristen, met deze weinige regels heb ik jullie willen laten weten hoe vaak ik aan jullie denk, vooral in deze moeilijke tijden, en hoe nabij ik in gebed ben. Bid alsjeblieft voor mij, dat ik mijn dienstwerk goed mag uitoefenen zolang als de Heer het wenst. Ik vertrouw jullie reis van voorbereiding op het priesterschap toe aan de moederlijke bescherming van de Allerheiligste Maria, wiens thuis een school van goedheid en genade was. Moge de Almachtige God jullie allen zegenen, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Uit het Vaticaan, 18 oktober 2010, het Feest van de Heilige Lucas, Evangelist.
Trouw de uwe in de Heer,
Benedictus PP. XVI