Paus Benedictus XVI - 10 juni 2010
Heilige Vader, ik ben don Atsushi Yamashita en kom uit Azië, meer bepaald uit Japan. Het priesterlijk voorbeeld dat u, Heilige Vader, ons dit jaar hebt voorgesteld, namelijk de pastoor van Ars, plaatst de Eucharistie, de sacramentele en persoonlijke Verzoening en de zorg voor een waardig gevierde Eredienst in het centrum van ons bestaan en ons dienstwerk. Ik heb de strenge armoede van de H. Jean-Marie Vianney voor ogen en tegelijk zijn passie voor kostbare liturgische benodigdheden. Hoe kunnen wij deze fundamentele dimensies van ons priesterlijk bestaan beleven zonder te vervallen in clericalisme of in een onrealistische houding, hetgeen de huidige wereld niet zou aanvaarden?
Benedictus XVI: Dank u. De vraag is dus: hoe kan men de centrale plaats van de Eucharistie beleven, zonder helemaal op te gaan in een louter cultisch leven, dat vreemd is aan het alledaagse leven van de anderen. Wij weten dat het clericalisme een verzoeking is voor de priesters van alle eeuwen, en ook vandaag. Des te belangrijker is het, de ware manier te vinden om de Eucharistie te beleven, die zich niet voor de wereld afsluit, maar juist voor de noden van de wereld openstaat. Wij moeten voor ogen houden dat in de Eucharistie zich het grote drama voltrekt van een God, die uit zichzelf treedt, zijn eigen heerlijkheid verlaat en – zoals het in de Brief aan de Filippenzen luidt – zich vernedert om één van de onzen te worden en tot de dood aan het kruis te gehoorzamen. Vgl. Fil. 2
Het avontuur van Gods liefde, die uit zichzelf treedt en zich vernedert om bij ons te zijn, dat wordt juist in de Eucharistie tegenwoordig gesteld. Die grote daad, dat grote avontuur van Gods liefde bestaat in de deemoed van God die zich helemaal aan ons geeft. In die zin kan de Eucharistie beschouwd worden als de toegang tot deze weg van God. In boek X van zijn H. Augustinus
De Civitate Dei
Over de Stad Gods () zegt de heilige Augustinus: "Hoc est sacrificium Chistianorum: multi unum corpus in Christo" m.a.w. het offer van de Christenen bestaat erin, door de liefde van Christus verenigd te worden in de eenheid van het unieke lichaam van Christus. Het offer bestaat juist in het uittreden uit onszelf, om ons in de gemeenschap van het ene brood en het ene Lichaam te laten opnemen en zo in het grote avontuur van Gods liefde in te treden. Wij moeten de Eucharistie altijd zo celebreren, beleven en overwegen, dat ze een school wordt voor de bevrijding van het eigen ‘ik’: intreden in het unieke brood, dat brood voor allen is en dat ons in één Lichaam van Christus verenigt. En bijgevolg is de Eucharistie wezenlijk een liefdedaad; ze engageert ons werkelijk tot de liefde voor de anderen, omdat het offer van Christus de gemeenschap van allen in zijn Lichaam tot stand brengt. Dus moeten wij de Eucharistie op deze manier leren verstaan, hetgeen juist het tegendeel is van clericalisme en zelfgenoegzaamheid.
Denken we daarbij ook aan Moeder Teresa, die in deze eeuw, in onze tijd werkelijk het supervoorbeeld is van een liefde die zichzelf wegcijfert, die elke vorm van clericalisme en wereldvreemdheid overstijgt: zij gaat naar de meest gemarginaliseerden, de armsten, de stervenden, en ze schenkt zich helemaal weg in de liefde voor de armen en de verstotenen. Maar Moeder Teresa die ons dit voorbeeld voorgeleefd heeft en de gemeenschap die in haar voetspoor treedt, stelden altijd als eerste voorwaarde voor een nieuwe stichting de aanwezigheid van een tabernakel. Zonder de aanwezigheid van Gods liefde die zich weggeeft, zou het niet mogelijk geweest zijn, dat apostolaat te verwezenlijken en in die zelfverloochening te leven. Enkel door zich in te schakelen in deze zelfgave van God, in het avontuur van zijn deemoed, konden zij toen en kunnen zij nu deze grote liefdesactie, deze openheid voor allen opbrengen. In deze zin zou ik zeggen: de Eucharistie in haar oorspronkelijke betekenis en in haar ware diepte beleven, is een levensschool; ze is de veiligste bescherming tegen elke verzoeking van clericalisme.