EDUCATIEVE RICHTLIJNEN OVER DE MENSELIJKE LIEFDESchets voor een seksuele opvoeding
(Soort document: Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten))
1 november 1983
ARTIKEL 2 - Aard, doel en middelen van de seksuele opvoeding
Het fundamentele doel van deze opvoeding is een aangepaste kennis van de aard en het belang van de seksualiteit en van de harmonische en algehele ontwikkeling van de persoon naar zijn psychologische rijpheid met het oog op de volledige geestelijke volwassenheid waartoe alle gelovigen zijn geroepen.
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 39
Tot dit doel moet de christelijke opvoeder zich de beginselen van het geloof en verschillende methoden van bemiddeling herinneren, terwijl hij rekening houdt met de positieve waardering welke de huidige pedagogie van de seksualiteit geeft.
In het christelijke antropologische perspectief moet de affectief-seksuele opvoeding de totaliteit van de persoon in aanmerking nemen en streven naar de integratie van de biologische, psychisch-affectieve, sociale en geestelijke elementen. Deze integratie is moeilijker geworden, omdat ook de gelovige de gevolgen van de erfzonde draagt.
Een echte 'vorming' beperkt zich niet tot voorlichting van het verstand, maar moet bijzondere aandacht besteden aan de opvoeding van de wil, de gevoelens en emoties. Om namelijk naar volwassenheid van het affectief-seksuele leven te streven is zelfbeheersing nodig, welke deugden als schaamtegevoel, matigheid, eerbied voor zichzelf en anderen, openheid voor zijn naaste veronderstelt.
Dit alles is niet mogelijk tenzij in de kracht van het heil, dat van Jezus Christus komt.
Ook wanneer de modaliteiten die de seksualiteit in de afzonderlijke mensen aanneemt, verschillen, moet de opvoeding op de eerste plaats die volwassenheid bevorderen, welke 'niet alleen de aanvaarding meebrengt van de seksuele waarden die in het geheel van waarden zijn opgenomen, maar ook de offermogelijkheid, dat wil zeggen het vermogen tot geven, het vermogen tot belangeloze liefde. Als dit vermogen op een evenredige wijze wordt verwezenlijkt, wordt de persoon in staat spontane contacten te leggen, zich emotioneel te beheersen en zich serieus te binden'.
Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), Instructie voor de vorming tot het priesterlijk celibaat (11 apr 1974), 22
De huidige christelijke geïnspireerde pedagogie ziet in degene die opgevoed moet worden en beschouwd wordt in zijn totaliteit en complexiteit, het voornaamste subject van de opvoeding. Hij moet vooral worden geholpen door een verhouding van vertrouwen om zijn vermogens tot het goede te ontwikkelen. Dit wordt heel gemakkelijk vergeten wanneer overdreven veel belang wordt gehecht aan de loutere informatie ten koste van andere dimensies van de seksuele opvoeding. Bij de opvoeding is namelijk de kennis van nieuwe begrippen van het grootste belang, maar moet verlevendigd worden door het eigen maken van de overeenkomstige waarden en een levendig bewustzijn van de persoonlijke verantwoordelijkheid die met het binnengaan van de volwassen leeftijd zijn verbonden.
Wat de terugslag van de seksualiteit op de hele persoon betreft, moet met velerlei aspecten rekening worden gehouden: de gezondheidssituaties, de invloeden van het gezinsmilieu en het sociale milieu, de opgedane indrukken en de reacties die deze oproepen, de wilsopvoeding en de ontwikkelingsgraad van het geestelijk leven, dat met de hulp van de genade werd onderhouden.
Alles wat tot hiertoe uiteen is gezet, dient de opvoeders tot hulp en leidraad voor de vorming van de persoonlijkheid van de jongeren. De opvoeders moeten hen aanmoedigen tot een kritische bezinning op de ontvangen indrukken en, terwijl zij hun de waarden voorstellen, moeten zij het getuigenis geven van een zowel persoonlijk als gemeenschappelijk authentiek geestelijk leven.
Wegens het nauwe verband tussen moraliteit en seksualiteit, moet de kennis van de morele normen vergezeld gaan van duidelijke motieven om aldus een oprechte persoonlijke instemming te doen rijpen.
De huidige pedagogie is zich ten volle bewust van het feit, dat het menselijk leven gekenmerkt wordt door een voortdurende ontwikkeling en dat de persoonsvorming een permanent proces is. Dit geldt ook voor de seksualiteit, welke in de verschillende levensfasen met bijzondere kenmerken tot uitdrukking wordt gebracht. Dit brengt voor elk stadium van zijn rijping duidelijk rijkdommen en aanzienlijke moeilijkheden mee.
De opvoeders moeten rekening houden met de wezenlijke stadia van een dergelijke ontwikkeling: het primitieve instinct dat zich aanvankelijk in een onvolkomen staat uit, bevindt zich vervolgens in een sfeer van dubbelzinnigheid tussen goed en kwaad. Vervolgens worden de gevoelens met behulp van de opvoeding gestabiliseerd en groeit tegelijkertijd de zin voor verantwoordelijkheid. Geleidelijk wordt het egoïsme uitgebannen, wordt een zekere ascese aangenomen, de ander wordt aanvaard en bemind om zichzelf; de bestanddelen van de seksualiteit worden geïntegreerd: geslachtelijkheid, erotiek, liefde en genegenheid. Ook al wordt het resultaat niet altijd ten volle bereikt, zijn toch zij die het doel, waarop men hoopt, benaderen talrijker dan wordt gedacht.
De christelijke opvoeders zijn ervan overtuigd, dat de seksuele opvoeding zich ten volle verwezenlijkt in het geloofsmilieu. Door het Doopsel ingelijfd in de verrezen Christus weet de Christen, dat ook zijn lichaam levend is gemaakt en gezuiverd door de Geest die Jezus hem meedeelt.
Vgl. 1 Kor. 6, 15.19-20
Het geloof in het mysterie van de verrezen Christus, dat in de gelovigen door zijn Geest het Paasmysterie bewerkt en voortzet, onthult voor de gelovigen de roeping tot de verrijzenis van het lichaam, welke reeds is begonnen dankzij de Geest, die in de rechtvaardige woont als onderpand en kiem van de algehele en definitieve verrijzenis.
De ongeordendheid welke door de zonde is veroorzaakt en in de persoon aanwezig en werkzaam is, evenals in de cultuur die de samenleving kenmerkt, oefent een sterke druk uit om de seksualiteit, in strijd met de wet van Christus, te verstaan en te beleven naar wat de heilige Paulus de wet van de zonde noemt.
Vgl. Rom. 7, 18-23
De economische structuren, de burgerlijke wetten, de massamedia, de levenswijzen van de grote metropolen zijn dikwijls factoren, die een negatieve invloed op de mens hebben. De christelijke opvoeding neemt daar kennis van en geeft richtlijnen aan om zich op verantwoorde wijze tegen deze invloeden te verzetten.
Deze voortdurende inspanning wordt gesteund en mogelijk gemaakt door de goddelijke genade door middel van het woord van God dat met geloof wordt aanvaard, het kinderlijk gebed en de deelneming aan de sacramenten. De jeugdige gelovige vindt op de eerste plaats in de Eucharistie, de gemeenschap met Christus in de daad van zijn offer zelf, werkelijk het brood des levens als 'teerspijs' om de hindernissen van zijn aardse pelgrimstocht het hoofd te bieden en te overwinnen. Het Sacrament van de Verzoening versterkt door de genade welke het eigen is en met de hulp van de geestelijke leiding, niet alleen het vermogen om weerstand te bieden aan het kwaad, maar geeft ook de moed na een val weer op te staan.
Deze Sacramenten worden aangeboden en gevierd in de kerkelijke gemeenschap. Zij die werkelijk bij een dergelijke gemeenschap betrokken zijn, putten uit de Sacramenten de kracht een kuis leven te leiden overeenkomstig hun staat.
Het persoonlijk en gemeenschappelijk gebed is een onvervangbaar middel om van God de nodige kracht te verkrijgen om trouw te blijven aan de verplichtingen van het doopsel, om te weerstaan aan de neigingen van de menselijke natuur die door de zonde is gewond, en om de emoties in evenwicht te houden die door de negatieve invloed van het milieu worden opgeroepen.
De geest van gebed helpt om op samenhangende wijze de praktijk van de evangelische waarden van rechtvaardigheid en oprechtheid van hart, van armoede en nederigheid te beleven in de dagelijkse arbeidsinspanning en de inzet voor de naasten. Het innerlijk leven brengt tot de christelijke vreugde welke meer dan elk moralisme en elke psychologische hulpverlening de overwinning in de strijd tegen het kwaad behaalt.
Uit het veelvuldig en innig contact met de Heer moeten allen, en vooral de jongeren, de kracht en de geestdrift putten voor een zuiver leven en hun menselijke en christelijke roeping verwezenlijken in een rustige beheersing van zichzelf en een edelmoedige overgave aan de anderen. Het belang van deze overwegingen kan niemand ontgaan. Veel mensen hebben vandaag een stilzwijgende of uitgesproken pessimistische houding omtrent het vermogen van de menselijke natuur een definitieve verbintenis voor heel het leven op zich te nemen, vooral in het huwelijk. De christelijke opvoeding moet het vertrouwen van de jongeren zodanig versterken, dat hun opvatting van en hun voorbereiding op een verbintenis voor heel het leven gepaard gaat met de zekerheid, dat God hen met zijn genade bijstaat, opdat ieder kan bijdragen aan de vervulling van zijn plan.
De navolging en vereniging met Christus, welke door de heiligen werd beleefd en doorgegeven, zijn de sterkste redenen voor onze hoop het hoge ideaal te verwezenlijken van een kuis leven, dat met louter menselijke kracht niet te bereiken is.
De maagd Maria is het verheven voorbeeld van christelijk leven. De Kerk is er door eeuwenlange ervaring van overtuigd, dat de gelovigen, en vooral de jongeren, die haar toegewijd zijn, dit ideaal hebben weten waar te maken.
© 1984, Archief van Kerken, jrg. 39, nr. 2, p. 17-28