21 mei 2010
NORMAE DE GRAVIORIBUS DELICTIS | |||
► | MATERIëLE NORMEN |
§ 1. Congregatie voor de Geloofsleer behandelt confrom H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Constitutie
Pastor Bonus
Over de hervorming van de Romeinse Curie
(28 juni 1988) van de Apostolische Constitutie H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Constitutie
Pastor Bonus
Over de hervorming van de Romeinse Curie
(28 juni 1988) delicten die tegen de zeden en bij de viering van de Sacramenten zijn begaan, om in die gevallen volgens de norm van het algemene en het eigen recht canonieke straffen te verklaren of op leggen ongeacht de bevoegdheid van de Apostolische Penitentiarie H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Over de hervorming van de Romeinse Curie, Pastor Bonus (28 juni 1988), 118 en Congregatie voor de Geloofsleer
Agendi ratione in doctrinarum examine
Decreet over doctrinaire onderzoeken (29 juni 1997).
§ 2. Bij de onder § 1 genoemde delicten heeft de Congregatie voor de Geloofsleer het recht, om in opdracht van de Paus de Kardinalen, Patriarchen, de Gezantschappen van de Apostolische Stoel, de Bisschoppen en andere natuurlijke personen te berechten die in Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van de Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en in Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) van de Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) genoemd worden.
§ 3. De Congregatie voor de Geloofsleer behandelt de haar onder § 1 voorbehouden delicten volgens de volgende artikelen.
§ 2. In de gevallen, die in Art. 1 genoemd zijn, is het de Ordinarius, resp. de Hierarch toegestaan, volgens de normen van het recht de als straf ingetreden excommunicatie mogelijk op te heffen of een strafproces in eerste aanleg of per decreet administratief uit te voeren, onverlet het recht om bij de Congregatie voor de Geloofsleer te appeleren resp. in hoger beroep te gaan.
§ 1. Zeer zware delicten tegen de heiligheid van het eucharistische Offer en Sacrament, die voorbehouden zijn aan de Congregatie voor de Geloofsleer, zijn:
- Het wegnemen of bij zich houden tot een heiligschennend doel of het wegwerpen van de geconsacreerde Gedaanten Pauselijke Raad voor Wetsteksten, Betekenis van het woord 'wegwerpen', Antwoord over een dubium (4 juni 1999) volgens Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van de Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) van de Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991).- De poging om het eucharistische Offer te vieren volgens Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van de Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983).- Het doen alsof men het eucharistische Offer viert volgens Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van de Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) van de Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991).- De volgens Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van de Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) van de Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) verboden concelebratie, waarvan in Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van de Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) van de Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) sprake is, samen met ambtsdragers van kerkelijke gemeenschappen, die geen apostolische successie kennen en die de sacramentele waardigheid van de Priesterwijding niet kennen.
§ 2. De Congregatie voor de Geloofsleer is ook het delict voorbehouden, die vervat is in de als heiligschennend bedoelde consecratie van een of beide Gedaanten binnen of buiten een Eucharistieviering Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 927. Degene die dit delict uitvoert, zal naar de maat van de misdaad gestraft worden, waarbij wegzending of afzetten niet uitgesloten is.
§ 1. Die der Congregatie voor de Geloofsleer vorbehaltenen schwerwiegenderen Straftaten gegen die Heiligkeit des Bußsakraments sind:
§ 2. Unbeschadet der Vorschrift von § 1, 5o ist der Congregatie voor de Geloofsleer auch die schwerwiegendere Straftat vorbehalten, die darin besteht, die vom Beichtvater oder vom Pönitenten in einer echten oder vorgetäuschten sakramentalen Beichte gesagten Dinge mit irgendeinem technischen Hilfsmittel aufzunehmen oder in übler Absicht durch die sozialen Kommunikationsmittel zu verbreiten. Wer diese Straftat begeht, soll je nach Schwere des Verbrechens bestraft werden, im Fall eines Klerikers die Entlassung oder Absetzung nicht ausgeschlossen Congregatie voor de Geloofsleer, Decreet ter bescherming van het Sacrament van de Biecht (23 sept 1988).
Der Congregatie voor de Geloofsleer ist auch die schwerwiegendere Straftat der versuchten Weihe einer Frau vorbehalten:
§ 1. Die der Congregatie voor de Geloofsleer vorbehaltenen schwerwiegenderen Vergehen gegen die Sitten sind:
§ 2. Ein Kleriker, der die Straftaten nach § 1 begangen hat, soll je nach Schwere des Verbrechens bestraft werden, die Entlassung oder Absetzung nicht ausgeschlossen.
§ 1. Unbeschadet des Rechts der Congregatie voor de Geloofsleer, von der Verjährung in einzelnen Fällen zu derogieren, unterliegt die strafrechtliche Verfolgung der Straftaten, die der Congregatie voor de Geloofsleer vorbehalten sind, einer Verjährungsfrist von zwanzig Jahren.
§ 2. Die Verjährung läuft nach Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) des Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) und Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) des Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991). Bei der Straftat nach Art. 6 § 1, 1o dagegen beginnt die Verjährung mit dem Tag zu laufen, an dem der Minderjährige das achtzehnte Lebensjahr vollendet hat.