Iulianus Kard. Herranz - 13 maart 2006
De inhoud van de wilshandeling moet bestaan uit het doorbreken van de banden van de gemeenschap - geloof, Sacramenten, pastorale leiding - die de gelovigen in staat stellen het leven van genade in de Kerk te ontvangen. Dit betekent dat een dergelijke formele daad van afvalligheid niet alleen van juridisch-administratieve aard is (het verlaten van de Kerk in de zin van registratie met de bijbehorende civiele gevolgen), maar dat het zich voordoet als een echte scheiding van de constitutieve elementen van het leven van de Kerk: Het veronderstelt dus een daad van afvalligheid, ketterij of schisma.
Het is tevens vereist dat de handeling door de betrokkene schriftelijk wordt verricht ten overstaan van het bevoegde kerkelijke gezag: de gewone of eigen parochiepriester, die als enige bevoegd is om te oordelen of een daad van wilskracht van de in n. 2 beschreven inhoud al dan niet werkelijk bestaat.
Vandaar dat de actus formalis defectionis uit Ecclesia catholica met de bijbehorende sancties onder het canonieke recht Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1364. § 1 alleen wordt gevormd door de aanwezigheid van de twee elementen, namelijk door het theologische profiel van de innerlijke daad en door de manifestatie ervan op de vastgestelde wijze.