Paus Benedictus XVI - 11 juni 2010
Beste confraters in het priesterambt,
Lieve broeders en zusters,
Het Jaar van de Priester, dat wij 150 jaar na de dood van de heilige Pastoor van Ars mochten vieren, loopt ten einde; Jean-Marie Vianney is hét voorbeeld van de priesterlijke dienst in deze wereld. Het voorbije jaar hebben we ons door hem laten leiden om de grootheid en schoonheid van het priesterambt op een nieuwe wijze te verstaan.
De priester is niet zo maar een ambtsdrager, zoals elke maatschappij er nodig heeft om bepaalde functies uit te oefenen. Hij doet veeleer iets dat geen mens uit zichzelf kan doen: in naam van Christus spreekt hij het woord van vergeving over onze zonden uit en verandert zo vanuit God de situatie van ons leven. En over de gaven van brood en wijn spreekt hij de dankwoorden van Christus uit; het zijn de consecratiewoorden die Hemzelf, de Verrezene, Zijn Lichaam en Zijn Bloed tegenwoordig stellen en zo de elementen van de wereld omvormen: woorden die de wereld naar God toe openbreken en haar met Hem verbinden.
Het priesterschap is dus niet zo maar een ‘ambt’ maar een Sacrament: God bedient zich van een schamel mens om door die man bij de mensen aanwezig te kunnen zijn en in hun voordeel te handelen. Deze stoutmoedigheid van God, die zich aan mensen toevertrouwt, die mensen bekwaam acht om in Zijn plaats te handelen en aanwezig te zijn, terwijl Hij onze zwakheden toch goed kent – deze stoutmoedigheid van God is de ware grootheid, die in het woord ‘priesterschap’ verborgen zit.
Het feit dat God ons hiertoe bekwaam acht, dat Hij op zulke wijze mensen in Zijn dienst roept en zich zo van binnen uit met hen verbindt, dat vooral wilden wij dit jaar op een nieuwe wijze overwegen en begrijpen. We wilden de vreugde opnieuw laten opleven omdat God ons zo nabij is, en de dankbaarheid versterken omdat Hij zich zo aan onze zwakheid toevertrouwt en ons dag na dag leidt en ondersteunt. Zo wilden we de jongeren ook op een nieuwe wijze tonen dat deze roeping, deze dienstverbondenheid voor God en met God, echt bestaat. Zelfs dat God uitkijkt naar ons ‘ja’. Samen met de Kerk wilden wij op een nieuwe manier erop wijzen dat wij deze roeping van God moeten afsmeken.
Wij vragen om arbeiders in de oogst van God, en dit verzoek aan God is tegelijkertijd een aankloppen van God aan het hart van jongeren die zich in staat achten te doen waartoe God hen bekwaam vindt. Het was te verwachten dat deze nieuwe schittering van het priesterschap de ‘Boze Vijand’ niet zou aanstaan; hij zou het liever hebben zien uitsterven, dan kon God uiteindelijk uit de wereld verjaagd worden.
Zo kon het gebeuren dat juist in dit vreugdejaar rond het Sacrament van het Priesterschap de zonden van priesters aan het licht kwamen – in het bijzonder het misbruik van de kleinen, waardoor het priesterschap als opgave om Gods zorg voor de mensen gestalte te geven, nu juist in zijn tegendeel verkeerd is. Ook wij vragen met aandrang om vergiffenis aan God en aan de betrokken personen, en tegelijk beloven we dat we al het mogelijke willen doen om zulk misbruik nooit meer te laten gebeuren; dat we bij de toelating tot het priesterambt, en bij de vorming op de weg daarheen, alles zullen doen wat we kunnen om de echtheid van de roeping uit te zoeken; ook willen we de priesters nog meer op hun weg begeleiden opdat de Heer hen in benarde levenssituaties en gevaren voor hun roeping zou beschermen en bewaren.
Indien het Priesterjaar een verheerlijking van onze persoonlijke prestatie had moeten zijn, dan zou het door deze misbruiken helemaal ten gronde gegaan zijn. Maar het was ons juist om het tegendeel te doen: dankbaar worden voor Gods gave, die zich ‘in aarden potten’ verbergt en die telkens opnieuw door alle menselijke zwakheid heen, aan zijn liefde in deze wereld concrete gestalte geeft.
Zo bezien wij deze gebeurtenissen als opdracht tot zuivering, een opdracht die ons in de toekomst begeleidt en ons Gods grote gave des te meer laat erkennen en waarderen. Op deze manier wordt die gave een sterke oproep om Gods moed en deemoed met onze moed en deemoed te beantwoorden. Het woord van Christus, dat we in de liturgie als intredelied hebben gezongen, kan ons in dit uur zeggen wat het betekent, priester te worden en te zijn: “Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mt. 11, 29).