Benno Kardinaal Gut - 29 mei 1969
Daarom is het van groot belang voor de Kerk dat de Eucharistie met de grootst mogelijke waardigheid en vruchtbaarheid wordt gevierd en eraan wordt deelgenomen. Hierbij wordt ongeschonden bewaard de traditie die met enige ontwikkeling tot ons gekomen is; de traditie waarvan de rijkdommen in het gebruik en het leven van de Kerk zijn overgegaan. Want het is aangetoond dat de wijze om de Heilige Eucharistie te vieren en te nuttigen vele vormen heeft gekend. Ook in onze tijden zijn in de viering van de Eucharistie niet weinige noch kleine veranderingen geïntroduceerd wat de rite betreft, waardoor deze meer overeenstemt met de geestelijke en psychologische noden van de huidige mens.
Echter, de voorschriften van de Kerk en de geschriften van de Vaders getuigen op overvloedige wijze van de grootst mogelijke eerbied en diepste omzichtigheid waarmee de heilige Eucharistie omgeven werd. Daarom “laat niemand dit vlees eten indien het niet eerst aanbeden is geworden” H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 98, 9: PL 37, 1264 en aan wie dit nuttigt wordt de volgende waarschuwing gegeven: “ontvang en waak dat er niets ervan door jou verloren gaat” H. Cyrillus van Jeruzalem, Tweede mystagogische catechese, Catecheses Mystagogicae. V, 21: PG 33, 1126: “want het is het Lichaam van Christus” H. Hippolytus, Traditio Apostolica. n. 37 : ed. B. Botte, 1963, p. 84.
Daaropvolgend, nadat men dieper was doorgedrongen tot de waarheid van het eucharistisch mysterie, de kracht ervan en de aanwezigheid van Christus hierin, ontstond er, wegens de noodzaak voor de zin van eerbied jegens dit Allerheiligste Sacrament en voor de nederigheid waarmee dit Sacrament moet ontvangen worden, de gewoonte dat de bedienaar zelf een deeltje van het geconsacreerde brood op de tong van diegene die communiceert, plaatste.
Deze wijze om de heilige Communie uit te delen moet, gezien de huidige situatie van de algehele Kerk, bewaard worden. Niet enkel omdat deze wijze steunt op een traditie van vele eeuwen maar vooral omdat het een teken is van de eerbied van de christengelovigen jegens de Eucharistie. Trouwens, dit gebruik doet niets af van de waardigheid van de persoon van diegenen die naderen tot dit grote Sacrament en behoort tot de vereiste voorbereiding om het Lichaam van Christus op de meest vruchtbare wijze te ontvangen. Vgl. H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 98, 9 : PL 37, 1264-1265
Deze eerbied betekent dat het niet de communie van “gewoon brood en drank” Vgl. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. I, 66: PG 6, 427 Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 1. 4, c. 18, n. 5: PG 7, 1028-1029 maar van het Lichaam en Bloed van Christus betreft, waardoor “het volk van God deelneemt aan de vruchten van het paasoffer, het nieuwe verbond, dat God voor altijd met de mensen heeft ingesteld door het bloed van Christus, vernieuwt en in geloof en hoop het uiteindelijke gastmaal in het rijk van de Vader voorafbeeldt en verwacht. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967), 3. A. A. S. 59 (1967), p. 541
Daarom, toen enkele weinige Bisschoppenconferenties als ook individuele Bisschoppen vroegen of in hun gebieden het gebruik zou toegestaan worden om het geconsacreerde brood in de handen van de christengelovigen te leggen, bepaalde de Paus dat alle Bisschoppen van de Latijnse Kerk gevraagd zouden worden of zij het opportuun achten deze rite te introduceren. Want een verandering in zulk een gewichtige zaak, welke berust op een zeer oude en vereerde traditie, raakt niet enkel de discipline maar kan ook gevaren met zich meebrengen die –zoals men vreest- samenhangen met de nieuwe wijze van toediening van de heilige Communie, nl. een mindere eerbied voor het verheven Sacrament van het Altaar, de ontheiliging van het Sacrament of vervalsing van de juiste leer.
Daarom werden aan de Bisschoppen drie vragen gesteld, waarvan de antwoorden zoals vastgesteld tot en met 12 maart jl. als volgt luiden:
Placet: 567
Non Placet: 1233
Placet iuxta modum: 315
Ongeldige stemmen : 21
Placet: 751
Non Placet: 1215
Ongeldige stemmen: 70
Placet: 823
Non Placet: 1185
Ongeldige stemmen: 128
Daarom spoort de Apostolische Stoel krachtig de Bisschoppen, priesters en gelovigen aan om aandachtig de wet, die nog altijd geldig is en opnieuw bevestigd wordt, na te leven en dit door rekening te houden met ofwel het oordeel van het grootste deel van het katholieke episcopaat, de wijze die in de huidige rite van de heilige Liturgie gebruikt wordt ofwel tot slot met het algemeen welzijn van de Kerk.
De Heilige Stoel zal elk geval zorgvuldig onderzoeken en hierbij zeker niet de banden die bestaan tussen de verschillende locale Kerken onderling of de band van elkeen met de universele Kerk vergeten, om zo het algemene welzijn en het welzijn van allen te bevorderen en het geloof en de vroomheid, die voortkomt uit hun wederzijds voorbeeld, te doen groeien.
Deze instructie, welk is samengesteld door een bijzonder mandaat van Paus Paulus VI, is door hem, krachtens zijn Apostolisch gezag, goedgekeurd op 28 mei 1969 en hij heeft tevens bepaald dat deze ter kennis wordt gebracht van de Bisschoppen door middel van de voorzitters van de Bisschoppenconferenties.
Ongeacht alles wat hiermee in strijd is.
Benno Kardinaal Gut, Prefect
A.Bugnini, Secretaris