• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

MEMORIALE DOMINI
Instructie over de wijze van het uitdelen van de Heilige Communie

Wanneer de Kerk de herdenking van de Heer viert, dan legt Zij door de rite zelf getuigenis af van het geloof in en de aanbidding van Christus, die in het offer aanwezig is en die aan hen, die aan het Eucharistisch maal deelnemen, als voedsel wordt gegeven.

Daarom is het van groot belang voor de Kerk dat de Eucharistie met de grootst mogelijke waardigheid en vruchtbaarheid wordt gevierd en eraan wordt deelgenomen. Hierbij wordt ongeschonden bewaard de traditie die met enige ontwikkeling tot ons gekomen is; de traditie waarvan de rijkdommen in het gebruik en het leven van de Kerk zijn overgegaan. Want het is aangetoond dat de wijze om de Heilige Eucharistie te vieren en te nuttigen vele vormen heeft gekend. Ook in onze tijden zijn in de viering van de Eucharistie niet weinige noch kleine veranderingen geïntroduceerd wat de rite betreft, waardoor deze meer overeenstemt met de geestelijke en psychologische noden van de huidige mens.

Ook in de discipline, die de vorm van deelname van de gelovigen aan het goddelijk Sacrament regelt, zijn wijzigingen aangebracht. Zo is opnieuw, omwille van bepaalde omstandigheden, de Communie onder beiden gedaanten van brood en wijn ingevoerd, welke eertijds in de Latijnse ritus gebruikelijk was maar later steeds meer in onbruik is geraakt. Hierdoor was er ten tijde van het Concilie van Trente overal een situatie ontstaan die dat Concilie in de dogmatische leer heeft bevestigd en verdedigd als zijnde in overeenstemming met de omstandigheden van die tijd. Vgl. Concilie van Trente, 21e Zitting - Leer over de communie onder beide gedaante en door kinderen, Sessio XXI - Doctrina de communione sub utraque specie et parvulorum (16 juli 1562), 2-3 Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Decreet over toestemming tot het gebruik van de kelk, Sessio XXII - Doctrina de usus calices (17 sept 1562)
Nadat zo de wijze van ontvangen vernieuwd is geworden en het teken van het Eucharistisch gastmaal en de daaropvolgende vervulling van de opdracht van Christus duidelijker en levendiger geworden is, als ook de meer volledige deelname aan de viering van de Eucharistie, welke betekent wordt door de sacramentele Communie, is er de voorbije jaren hier en daar het verlangen ontstaan om terug te keren naar het gebruik waarbij het Eucharistisch brood in de handen van de gelovigen geplaatst wordt, waarbij deze het dan zelf in zijn mond legt en communiceert.
In sommige gemeenschappen en plaatsen is inderdaad deze rite doorgevoerd geworden, alhoewel tevoren de toestemming van de Apostolische Stoel niet gevraagd was geworden en soms de gepaste voorbereiding van de gelovigen ontbrak.
Weliswaar is het waar dat volgens oud gebruik aan de gelovigen toegestaan was het goddelijk voedsel in de hand te ontvangen en zelf in de mond te leggen en ook dat in de vroegste tijden vanuit de plaats waar men het Heilige voltrok aan de gelovigen was toegestaan het Allerheiligste met zich mee te nemen om zo deze als versterkende teerspijze te gebruiken voor het geval zij omwille van de belijdenis van het Geloof moesten strijden.

Echter, de voorschriften van de Kerk en de geschriften van de Vaders getuigen op overvloedige wijze van de grootst mogelijke eerbied en diepste omzichtigheid waarmee de heilige Eucharistie omgeven werd. Daarom “laat niemand dit vlees eten indien het niet eerst aanbeden is geworden” H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 98, 9: PL 37, 1264 en aan wie dit nuttigt wordt de volgende waarschuwing gegeven: “ontvang en waak dat er niets ervan door jou verloren gaat” H. Cyrillus van Jeruzalem, Tweede mystagogische catechese, Catecheses Mystagogicae. V, 21: PG 33, 1126: “want het is het Lichaam van Christus” H. Hippolytus, Traditio Apostolica. n. 37 : ed. B. Botte, 1963, p. 84.

Bovendien was de zorg en dienst van het Lichaam en het Bloed van de Heer op bijzondere wijze toevertrouwd aan gewijde bedienaren of mannen die hiervoor waren aangewezen: “Nadat diegene die voorgaat de gebeden heeft opgezegd en het gehele volk een acclamatie heeft gebracht, verdelen zij die bij ons diakens worden genoemd het brood, de wijn en het water, waarvoor een dankzegging is gebracht, onder alle aanwezigen en brengen deze naar de afwezigen.” H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. I, 65: PG 6, 427
Ook werd al snel de taak om de heilige Eucharistie naar de afwezigen te brengen enkel toevertrouwd aan gewijde bedienaren om zo de verschuldigde eerbied voor het Lichaam van Christus beter te kunnen verzekeren en tegelijk tegemoet te komen aan de noden van de gelovigen.

Daaropvolgend, nadat men dieper was doorgedrongen tot de waarheid van het eucharistisch mysterie, de kracht ervan en de aanwezigheid van Christus hierin, ontstond er, wegens de noodzaak voor de zin van eerbied jegens dit Allerheiligste Sacrament en voor de nederigheid waarmee dit Sacrament moet ontvangen worden, de gewoonte dat de bedienaar zelf een deeltje van het geconsacreerde brood op de tong van diegene die communiceert, plaatste.

Deze wijze om de heilige Communie uit te delen moet, gezien de huidige situatie van de algehele Kerk, bewaard worden. Niet enkel omdat deze wijze steunt op een traditie van vele eeuwen maar vooral omdat het een teken is van de eerbied van de christengelovigen jegens de Eucharistie. Trouwens, dit gebruik doet niets af van de waardigheid van de persoon van diegenen die naderen tot dit grote Sacrament en behoort tot de vereiste voorbereiding om het Lichaam van Christus op de meest vruchtbare wijze te ontvangen. Vgl. H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 98, 9 : PL 37, 1264-1265

Deze eerbied betekent dat het niet de communie van “gewoon brood en drank” Vgl. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. I, 66: PG 6, 427 Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 1. 4, c. 18, n. 5: PG 7, 1028-1029 maar van het Lichaam en Bloed van Christus betreft, waardoor “het volk van God deelneemt aan de vruchten van het paasoffer, het nieuwe verbond, dat God voor altijd met de mensen heeft ingesteld door het bloed van Christus, vernieuwt en in geloof en hoop het uiteindelijke gastmaal in het rijk van de Vader voorafbeeldt en verwacht. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967), 3. A. A. S. 59 (1967), p. 541

Bovendien verzekert deze wijze van handelen, welke dient beschouwd te worden als wat overgeleverd is geworden, meer daadwerkelijk dat de heilige Communie verdeeld wordt met de eerbied, de schoonheid en de waardigheid die hierbij passend is; dat eenderwelk gevaar tot ontheiliging van de eucharistische gedaanten ver gehouden wordt – gedaanten waarin “op unieke wijze Christus geheel en integraal, God en mens, substantieel en continu aanwezig is” Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967), 9. A. A. S. 59 (1967), p. 547 ; en tot slot dat nauwgezet de zorg wordt nageleefd voor wat de Kerk altijd heeft aanbevolen ten aanzien van de fragmenten van het geconsacreerde brood: “Want datgene wat jij toelaat verloren te gaan, beschouw dat alsof je iets van jouw eigen ledematen hebt verloren” H. Cyrillus van Jeruzalem, Tweede mystagogische catechese, Catecheses Mystagogicae. V, 21: PG 33, 1126.

Daarom, toen enkele weinige Bisschoppenconferenties als ook individuele Bisschoppen vroegen of in hun gebieden het gebruik zou toegestaan worden om het geconsacreerde brood in de handen van de christengelovigen te leggen, bepaalde de Paus dat alle Bisschoppen van de Latijnse Kerk gevraagd zouden worden of zij het opportuun achten deze rite te introduceren. Want een verandering in zulk een gewichtige zaak, welke berust op een zeer oude en vereerde traditie, raakt niet enkel de discipline maar kan ook gevaren met zich meebrengen die –zoals men vreest- samenhangen met de nieuwe wijze van toediening van de heilige Communie, nl. een mindere eerbied voor het verheven Sacrament van het Altaar, de ontheiliging van het Sacrament of vervalsing van de juiste leer.

Daarom werden aan de Bisschoppen drie vragen gesteld, waarvan de antwoorden zoals vastgesteld tot en met 12 maart jl. als volgt luiden:

  1. Denkt u dat de wens verhoort moet worden om, naast de overgeleverde wijze, ook de rite toe te staan om de heilige Communie in de hand te ontvangen?

    Placet: 567
    Non Placet: 1233
    Placet iuxta modum: 315
    Ongeldige stemmen : 21

  2. Wenst u dat er eerst in kleine gemeenschappen experimenten met deze nieuwe rite, met toestemming van de plaatselijke bisschop, plaatsvinden?

    Placet: 751
    Non Placet: 1215
    Ongeldige stemmen: 70

  3. Bent u van mening dat de gelovigen, na een goed geordende catechetische voorbereiding, deze nieuwe rite graag zullen aanvaarden?

    Placet: 823
    Non Placet: 1185
    Ongeldige stemmen: 128

 

Uit deze binnengekomen antwoorden blijkt dus dat zeer vele Bisschoppen van mening zijn dat de huidige discipline in niets moet veranderd worden; méér zelfs, dat indien ze zou veranderd worden, dit aanstoot zou geven zowel voor wat betreft de gevoelens als de geestelijke cultuur van deze bisschoppen en van vele gelovigen.
Daarom, rekening houdend met de opmerkingen en de raadgevingen van hen die “de Heilige Geest heeft geplaatst om” de Kerken “te besturen” Vgl. Hand. 20, 28 en omwille van de ernst van de zaak en het gewicht van de aangebrachte argumenten, is de Heilige Vader niet zinnens de overgeleverde wijze van uitdelen van de heilige Communie aan de gelovigen te veranderen.

Daarom spoort de Apostolische Stoel krachtig de Bisschoppen, priesters en gelovigen aan om aandachtig de wet, die nog altijd geldig is en opnieuw bevestigd wordt, na te leven en dit door rekening te houden met ofwel het oordeel van het grootste deel van het katholieke episcopaat, de wijze die in de huidige rite van de heilige Liturgie gebruikt wordt ofwel tot slot met het algemeen welzijn van de Kerk.

Daar waar echter een tegengesteld gebruik, d.w.z. het plaatsen van de heilige Communie in de handen, reeds geïntroduceerd is geworden, vertrouwt dezelfde Apostolische Stoel –om de Bisschoppenconferenties te helpen bij het vervullen van hun pastorale taak, die in de huidige omstandigheden dikwijls moeilijker geworden is- de last en de taak toe de bijzondere omstandigheden –indien die er zijn- af te wegen, echter op voorwaarde dat elk gevaar uitgesloten wordt dat hetzij een gebrek aan eerbied, hetzij valse meningen omtrent de Allerheiligste Eucharistie in de gelovige zielen binnensluipen als ook op voorwaarde dat andere ongepastheden zorgvuldig vermeden worden.
In zulke gevallen, opdat zulk gebruik op juiste wijze zou ingesteld worden, zullen de Bisschoppenconferenties na wijs beraad de gepaste beslissingen nemen door middel van een geheime stemming en met een tweederde meerderheid. Deze beslissingen, samen met een zorgvuldig verslag van de redenen die hen daartoe bewogen hebben, zullen vervolgens voorgelegd worden aan de Heilige Stoel om de vereiste bevestiging te bekomen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 38

De Heilige Stoel zal elk geval zorgvuldig onderzoeken en hierbij zeker niet de banden die bestaan tussen de verschillende locale Kerken onderling of de band van elkeen met de universele Kerk vergeten, om zo het algemene welzijn en het welzijn van allen te bevorderen en het geloof en de vroomheid, die voortkomt uit hun wederzijds voorbeeld, te doen groeien.

Deze instructie, welk is samengesteld door een bijzonder mandaat van Paus Paulus VI, is door hem, krachtens zijn Apostolisch gezag, goedgekeurd op 28 mei 1969 en hij heeft tevens bepaald dat deze ter kennis wordt gebracht van de Bisschoppen door middel van de voorzitters van de Bisschoppenconferenties.

Ongeacht alles wat hiermee in strijd is.

Benno Kardinaal Gut, Prefect
A.Bugnini, Secretaris

Document

Naam: MEMORIALE DOMINI
Instructie over de wijze van het uitdelen van de Heilige Communie
Soort: Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Auteur: Benno Kardinaal Gut
Datum: 29 mei 1969
Copyrights: © 2010, AAS 61 (1969), pp. 541-545
Vert.: Drs. Jörgen Vijgen
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test