Paus Benedictus XVI - 26 mei 2010
Dierbare broeders en zusters,
Het Jaar van de Priester loopt ten einde; daarom ben ik in de laatste catecheses beginnen te spreken over de wezenlijke taken van de priester, namelijk: onderrichten, heiligen en besturen. Ik heb reeds twee catecheses gegeven, Paus Benedictus XVI - Audiëntie
Drievoudige zending van de priester (1) - het onderricht
6e catechese in de reeks naar aanleiding van het Jaar van de Priester
(14 april 2010), meer bepaald door de Sacramenten, en Paus Benedictus XVI - Audiëntie
Drievoudige zending van de priester (2) - de heiliging
8e catechese in de reeks naar aanleiding van het Jaar van de Priester
(5 mei 2010). Er rest me dus vandaag nog te spreken over de zending van de priester om dat deel van het volk dat God hem toevertrouwd heeft, te besturen, te leiden, met het gezag van Christus, niet het zijne.
De Kerk wordt geroepen en engageert zich om dit soort van gezag uit te oefenen, dat een dienst is, en zij beoefent het niet in eigen naam maar in naam van Jezus Christus die van de Vader alle macht gekregen heeft in de hemel en op aarde. Vgl. Mt. 28, 18
Door de herders van de Kerk weidt Christus inderdaad Zijn kudde: Hij is degene die ze leidt, beschermt, verbetert, omdat Hij diep van haar houdt. Maar de Heer Jezus, hoogste Herder van onze zielen, heeft gewild dat het college van de apostelen, vandaag de bisschoppen, in gemeenschap met de opvolger van Petrus, en de priesters, hun kostbaarste medewerkers, deelnemen aan Zijn zending om zorg te dragen voor het volk van God, om opvoeders te zijn in het geloof door de christengemeenschap te oriënteren, te bezielen en te steunen, of zoals het Concilie zegt “dat iedere gelovige in de Heilige Geest wordt gebracht tot ontplooiing van zijn eigen roeping, tot een oprechte en werkzame liefde en tot de vrijheid waartoe Christus ons heeft bevrijd”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 6 Iedere herder is bijgevolg de tussenpersoon door wie Christus zelf de mensen liefheeft: door ons ambt – dierbare priesters – door onze bemiddeling bereikt de Heer de zielen, onderricht Hij hen, beschermt en leidt Hij hen. De heilige Augustinus zegt in zijn “H. Augustinus
In Iohannis Evangelium Tractatus ()”: “Het weiden van de kudde van de Heer weze dus een liefdesengagement”; H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 123, 5 dat is de hoogste gedragsregel van Gods bedienaars, een onvoorwaardelijke liefde, zoals die van de Goede Herder, van vreugde vervuld, voor iedereen open, aandachtig voor de naaste en vol zorg voor wie veraf staan, Vgl. H. Augustinus, Toespraken. 340,1 Vgl. H. Augustinus, Toespraken. 46,15 fijngevoelig voor de zwaksten, kleinsten, simpelsten, voor de zondaars, om Gods oneindige barmhartigheid te tonen met geruststellende woorden van hoop. Vgl. H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 95,1
Wanneer deze pastorale taak gebaseerd is op het Wijdingssacrament, is de doeltreffendheid ervan niet afhankelijk van het persoonlijk leven van de priester. Om een herder naar Gods hart te zijn, Vgl. Jer. 3, 15 is een diepe verworteling nodig in de levende vriendschap met Christus, niet alleen van het verstand, maar ook van de vrijheid en de wil, een duidelijk besef van de identiteit die in de priesterwijding ontvangen werd, onvoorwaardelijke beschikbaarheid om de kudde te leiden die de priester toevertrouwd werd, daar waar de Heer wil en niet wat het meest geschikt of gemakkelijkst schijnt. Dat vraagt vooreerst de blijvende en progressieve beschikbaarheid om Christus het priesterlijk leven van de priester te laten besturen. Immers, niemand is werkelijk in staat de kudde van Christus te weiden indien hij geen diepe en werkelijke gehoorzaamheid beleeft aan Christus en de Kerk, en de volgzaamheid van het volk aan zijn priesters hangt af van de volgzaamheid van de priesters tegenover Christus; daarom ligt aan de basis van het pastorale ambt steeds de persoonlijke en constante ontmoeting met de Heer, diepe kennis van Zijn Persoon, overeenstemming van de eigen wil aan de wil van Christus.
Laten wij bij het woord beginnen. Over het algemeen zegt men dat de betekenis van het woord hiërarchie “sacrale dominantie” zou zijn, doch dat is niet haar ware betekenis, wel “sacrale oorsprong”, dat wil zeggen dat dit gezag niet van de mens zelf komt maar zijn oorsprong heeft in het sacrale, in het sacrament; het onderwerpt de mens dus aan zijn roeping, aan het mysterie van Christus; het maakt van de mens een dienaar van Christus en slechts als dienaar van Christus kan hij besturen, leiding geven omwille van Christus en met Christus. Daarom is de hiërarchie voor wie binnentreedt in de heilige Orde van het Wijdingssacrament, geen autocratie; hij treedt binnen in een nieuwe band van gehoorzaamheid met Christus: hij is aan Hem verbonden in de gemeenschap van de andere leden van die sacrale Orde, van het Priesterschap. En de paus zelf – referentiepunt van alle andere herders en van de gemeenschap van de Kerk – kan niet doen wat hij wil; in tegendeel, de paus is de behoeder van de gehoorzaamheid aan Christus, aan Zijn woord dat samengevat is in de “regula fidei”, in de Geloofsbelijdenis
Twaalf artikelen van het geloof
Geloofsbelijdenis volgens de Romeinse doopritus
(31 juli 381), en hij moet leiding geven in gehoorzaamheid aan Christus en Zijn Kerk. De hiërarchie impliceert dus een drievoudige band: vooreerst die met Christus en de ordening die de Heer aan Zijn Kerk gegeven heeft; vervolgens de band met de andere herders binnen de ene Kerkgemeenschap; en tenslotte, de band met de gelovigen die aan de priester toevertrouwd zijn, binnen de ordening van de Kerk.
Men verstaat dus dat gemeenschap en hiërarchie niet tegengesteld zijn aan elkaar, maar elkaar veronderstellen. Samen vormen zij één enkele zaak (de hiërarchische gemeenschap). Dit is het geval wanneer de herder de kudde leidt en beschermt en wanneer hij voorkomt dat de kudde soms verloren loopt. De bestuursplicht die eigen is aan de priester is niet te begrijpen los van een heldere en expliciet bovennatuurlijke visie. In tegendeel, onderbouwd door een waarachtige liefde voor het heil van iedere gelovige, is zij ook in onze tijd bijzonder kostbaar en noodzakelijk. Het doel is Christus te verkondigen en de mensen naar de heilbrengende ontmoeting met Hem te leiden opdat zij het leven zouden hebben; daarom dient de plicht om leiding te geven zich dus aan als een dienst die beleefd wordt in totale gave voor de opbouw van de kudde in waarheid en heiligheid; hierbij wordt dikwijls tegen de stroom ingegaan en wie de grootste is, moet worden als de kleinste, en wie bestuurt, als degene die dient. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 27
Dank u!