Alfredo Kardinaal Ottaviani - 14 juni 1966
Na de Apostolische Brief ‘H. Paus Paulus VI - Motu Proprio
Integrae servandae
Wijziging van de naam en ordening van het Heilig Officie
(7 december 1965)’, gegeven in de vorm van een motu proprio op 7 december 1965, zijn er niet weinig vragen gericht aan de Heilige Stoel omtrent de toestand van de Index van de verboden boeken, welke tot nu toe bewaard werd door de Kerk om, volgens goddelijk mandaat, de integriteit van het geloof en de zeden te bewaren. Om op vernoemde vragen te antwoorden, meldt de Congregatie voor de Geloofsleer dat, nadat het gesproken heeft met de Heilige Vader, de Index zijn morele kracht blijft behouden inzoverre deze het geweten van de christenen leert op de hoede te zijn, krachtens een eis van dezelfde natuurwet, voor deze geschriften die het geloof en de goede zeden in gevaar kunnen brengen. Maar tezelfdertijd meldt de Congregatie dat de Index de kracht van de kerkelijke wet heeft met de daarbij verbonden censuren.
Daarom vertrouwt de Kerk in het volwassen geweten van de gelovigen, vooral van de auteurs en de katholieke uitgevers en zij die zich bezighouden met de opvoeding van de jongeren. Zij plaatst haar meest vaste hoop in de waakzame zorg van de afzonderlijke Ordinarii en van de Bisschoppenconferenties aan wie het recht en de taak toekomt schadelijke werken te onderzoeken en ook te voorkomen en indien dit het geval zou zijn, te laken en te veroordelen.
De Congregatie voor de Geloofsleer, volgens de geest van de apostolische brief ‘H. Paus Paulus VI - Motu Proprio
Integrae servandae
Wijziging van de naam en ordening van het Heilig Officie
(7 december 1965)' en de decreten van het Tweede Vaticaans Concilie deelt mee dat zij ter volledige beschikking staat, indien nodig, van de Ordinarii van de katholieke wereld om te helpen in hun ijver om gepubliceerde werken te beoordelen, in de bevordering van een gezonde cultuur tegenover een gevaarlijke cultuur en dit in verbondenheid met instituten en universiteiten.
Indien echter leerstellingen en meningen, welke gericht zijn tegen de principes van geloof en zeden, alsnog verspreiding vinden en hun schrijvers, na welwillend uitgenodigd te zijn om deze te corrigeren, dit niet willen doen, dan zal de Heilige Stoel rechtens en vanuit haar taak zulke geschriften alsnog publiek veroordelen, om met billijke gestrengheid te voorzien in wat goed is voor de zielen.
Vervolgens zal zij op gepaste wijze erin voorzien dat de christengelovigen bekend worden met het oordeel van de Kerk omtrent de gepubliceerde werken.
Gegeven te Rome, vanuit de gebouwen van het H. Officie, op 14 juni 1966