Paus Benedictus XVI - 8 mei 2010
Ik ben gelukkig u heel hartelijk welkom te mogen heten ter gelegenheid van uw ‘Ad limina’-bezoek, dat u als bedevaarders naar de graven van apostelen Petrus en Paulus brengt. Dit bezoek is een teken van de kerkelijke verbondenheid tussen de katholieke gemeenschap van België en de Heilige Stoel. Het is ook een uitgelezen kans om die gemeenschap te versterken in wederzijdse luisterbereidheid, in gemeenschappelijk gebed en in de liefde voor Christus, uitgerekend in een periode waarin uw Kerk zelf door zonde zwaar op de proef is gesteld. Ik dank mgr. André-Joseph Léonard uit het diepste van mijn hart voor de woorden die hij in uw naam en die van uw bisdommen tot mij heeft gesproken. Het is mij een genoegen een bijzondere groet te kunnen overmaken aan kardinaal Godfried Danneels, die meer dan dertig jaar lang aan het hoofd gestaan heeft van het aartsbisdom Mechelen-Brussel en van de Bisschoppenconferentie.
Tijdens het lezen van uw verslagen over de stand van zaken in uw respectieve bisdommen, heb ik mij een idee kunnen vormen van de grote veranderingen die zich in de Belgische samenleving voltrekken. Het gaat om tendensen die veel Europese landen met elkaar delen, maar die in uw land specifieke kenmerken vertonen. Nogal wat daarvan kwamen al ter sprake tijdens het vorige ‘Ad limina’-bezoek en hebben zich nu doorgezet. Ik denk daarbij aan de daling van het aantal gedoopten die openlijk van hun geloof en hun kerkbetrokkenheid getuigen, aan de geleidelijke verhoging van de gemiddelde leeftijd van de clerus, van vrouwelijke en mannelijke religieuzen, aan het ontoereikende aantal gewijde of kerkelijk geëngageerde mensen in de actieve pastoraal of in het onderwijs en de sociale sector, aan het kleine aantal kandidaten voor het priesterschap en het godgewijde leven. De vorming van christenen, in het bijzonder die van de jongere generaties, alle kwesties die te maken hebben met het respect voor het leven, het huwelijk en het gezin, het zijn even zoveel andere gevoeligheden. En ik heb het dan nog niet over de complexe en vaak zorgelijke situaties die verbonden zijn met de economische crisis, de werkloosheid, de sociale integratie van migranten en het vreedzaam samenleven van de verschillende taal- en culturele gemeenschappen in uw land.
Het is me duidelijk geworden hoe sterk u zich bewust bent van die situaties en van het belang te blijven aandringen op een steviger en diepere religieuze vorming. Ik heb uw jongste pastorale brief gelezen – ‘België
De schone belijdenis – Over het Credo ()’ – die deel uitmaakt van de meerjarige cyclus ‘Groeien in geloof’. Met die brief zet u de hele geloofsgemeenschap ertoe aan om de schoonheid van het christelijke geloof opnieuw te leren ontdekken. Dankzij het gebed en de gemeenschappelijke reflectie over de geopenbaarde waarden die in het Credo worden uitgedrukt, herontdekken we dat het geloof zich allerminst beperkt tot een geheel van waarheden en waarden, maar allereerst erin bestaat zich toe te vertrouwen aan Iemand, God, naar Hem te luisteren, van Hem te houden en met Hem te spreken en uiteindelijk Hem daadwerkelijk ten dienst te zijn Vgl. België, De schone belijdenis – Over het Credo. p.5.
Een veelbetekende gebeurtenis, voor vandaag en voor morgen, is alleszins de heiligverklaring van pater Damiaan De Veuster. Deze nieuwe heilige spreekt het geweten van de Belgen aan. Is hij niet verkozen als ‘Grootste Belg’? Zijn grootheid, beleefd in een totale gave van zichzelf aan zijn zusters en broeders melaatsen, tot en met het zelf met de ziekte besmet worden en er ten slotte aan te sterven, ligt in zijn inwendige rijkdom, zijn constante gebed, zijn eenheid met Christus die hij werkzaam zag in zijn zusters en broeders en aan wie hij zich, net als Christus, zonder reserve overgaf. In dit ‘Jaar van de Priester’ is het goed zijn priesterlijke en missionaire voorbeeld uit te dragen. De daling van het aantal priesters mag niet worden begrepen als een onvermijdelijk proces. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft sterk beklemtoond dat de Kerk niet kan zonder het priesterambt. Het is daarom noodzakelijk en dringend het priesterschap zijn correcte plaats te geven en het onvervangbare sacramentele karakter ervan te erkennen. Dat resulteert bijgevolg in de noodzaak van een uitgebreide en ernstige roepingenpastoraal, gebaseerd op het voorleven van de heiligheid van priesters, op de aandacht voor de kiemen van de roeping die bij veel jongeren aanwezig zijn en op het toegewijde en vertrouwensvolle gebed, zoals Jezus zelf dat aanbevolen heeft Vgl. Mt. 9, 37 .
De constitutie ‘2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963)’ onderstreept dat het mysterie van de Kerk zich in al zijn grootsheid en eenvoud openbaart in de liturgie Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 2. Het is daarom belangrijk dat de priesters zorg dragen voor de liturgische vieringen, in het bijzonder voor de Eucharistie, om op die manier een diepe gemeenschap met de Levende God, Vader, Zoon en heilige Geest mogelijk te maken. Het is noodzakelijk dat de vieringen verlopen in respect voor de liturgische traditie van de Kerk, met een actieve deelname van de gelovigen in de rol die elk van hen toekomt en in eenheid met het paasmysterie van Christus.
De beperktheid van onze ontmoeting staat me niet toe nog andere thema’s aan te snijden, ook al liggen ze me heel na aan het hart en hebt u ze ook in uw rapporten vermeld. Ik zal daarom besluiten en wil dat doen door u vriendelijk verzoeken mijn toegenegen groeten over te willen brengen aan uw gemeenschappen, priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen en aan alle katholieken van België. Wil hen verzekeren dat ik voor hen bid voor de Heer. Dat de Maagd Maria, die in al die talloze heiligdommen in uw land wordt vereerd, u mag bijstaan in uw ambt en u allen met haar moederlijke tederheid beschermen. Aan u en aan alle katholieken van het koninkrijk België, verleen ik van harte mijn apostolische zegen.
Vaticaan, 8 mei 2010