
H. Paus Johannes Paulus II - 7 oktober 2004
MANE NOBISCUM, DOMINE Blijf bij ons, Heer |
|||
► | De Eucharistie: beginsel en ontwerp van zending |
Nadat zij de Heer hadden herkend, stonden de twee leerlingen van Emmaüs "onmiddellijk op en keerden ... terug" (Lc. 24, 33), om te gaan vertellen wat ze gezien en gehoord hadden. Als men de Verrezene waarlijk heeft ervaren door zich met zijn Lichaam en Bloed te voeden, kan men de vreugde die daarbij ondervonden is niet voor zichzelf houden! De ontmoeting met Christus, waar binnen de intimiteit van de Eucharistie voortdurend dieper op wordt ingegaan, wekt in de Kerk en in iedere christen de drang daarvan te getuigen en de Blijde Boodschap te verspreiden. In de H. Paus Johannes Paulus II - Homilie
Aankondiging Jaar van de Eucharistie
(10 juni 2004) waarin ik het Jaar van de Eucharistie aankondigde, heb ik dat onderstreept, onder verwijzing naar de woorden van Paulus: "Telkens als u van dit brood eet en uit deze beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer totdat Hij komt" (1 Kor. 11, 26). De Apostel brengt de maaltijd en de verkondiging met elkaar in een nauw verband: bij de gedachtenis van het Paasmysterie met Jezus in "communio" treden betekent tegelijkertijd ervaren dat men de plicht heeft om missionaris te worden van het gebeuren dat zich in die ritus voltrekt. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Aankondiging "Jaar van de Eucharistie" (10 juni 2004), 1 Bij de wegzending aan het eind van elke mis, krijgt men echt een opdracht toevertrouwd, waardoor men als christen aangespoord wordt tot inzet voor de verspreiding van het Evangelie en tot christelijke bezieling van de samenleving.
Voor een dergelijke zending geeft de Eucharistie niet alleen de innerlijke kracht, maar geeft er in zekere zin ook het ontwerp, het project voor. Want zij is een manier van zijn die van Jezus overgaat op de christen en die door middel van diens getuigenis uitstraling zoekt in de samenleving en in de cultuur. Maar wil dat lukken, dan is daarvoor nodig dat elke gelovige zich in persoonlijke en gemeenschappelijke meditatie de waarden eigen maakt die de Eucharistie uitdrukt, de grondhoudingen waartoe zij inspireert, de levensoriëntatie die zij wekt. Zouden we daarin niet de bijzondere opdracht mogen zien die aan het Jaar van de Eucharistie zou mogen ontspringen?
Een fundamenteel onderdeel van dit zendingsproject vloeit voort uit de betekenis zelf van het woord "eucharistie": het brengen van dank. In Jezus, in zijn offer, in zijn onvoorwaardelijk "ja" op de wil van de Vader, klinkt het "ja", het "dank u wel", het "amen" van heel de mensheid. Het is de roeping van de Kerk om de mensen aan deze grote waarheid te herinneren. Dat dit gebeurt, is te meer noodzakelijk in onze geseculariseerde cultuur, die de geest van godvergetenheid ademt, en die de lege zelfgenoegzaamheid van de mens cultiveert. Het eucharistisch project vlees en bloed laten worden in het dagelijks leven, waar gewerkt en geleefd wordt - in het gezin, op school, in de fabriek en in de verschillende levensomstandigheden - betekent onder andere ervan getuigen dat van de menselijke werkelijkheid geen rekenschap gegeven kan worden zonder verwijzing naar de Schepper: "Zonder een Schepper verdwijnt het schepsel in het niet". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 36 Deze verwijzing naar wat de mens overstijgt, zet ons aan tot een blijvend "dank u wel" voor al wat we hebben en zijn, en daarmee tot een eucharistische houding. Dat tast de legitieme autonomie van de aardse werkelijkheden niet aan, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 36 maar fundeert die meer in de waarheid en plaatst deze tegelijkertijd binnen haar juiste grenzen.
Laten de christenen in dit Jaar van de Eucharistie zich van hun kant inzetten om krachtiger te getuigen van Gods aanwezigheid in de wereld. Laten we niet bang zijn om over God te spreken en met opgeheven hoofd de tekenen van het geloof te dragen. De "cultuur van de Eucharistie" bevordert een cultuur van de dialoog, die in de Eucharistie haar kracht en voedsel vindt. Wie meent dat publieke verwijzing naar het geloof de autonomie van de staat of van de burgerinstellingen zou aantasten, of zelfs houdingen van onverdraagzaamheid zou kunnen oproepen, die vergist zich! Ook al zijn er in de loop van de geschiedenis dwalingen op dit punt geweest, ook onder de gelovigen, zoals ik bij gelegenheid van het Jubileum heb erkend, dan mag dat niet de "christelijke wortels" worden aangerekend, maar veeleer het feit dat de christenen niet naar hun verworteling in het christendom leefden. Wie leert om op de manier van de gekruisigde Christus God te "danken", zal een martelaar kunnen worden, maar nooit een tiran.
De Eucharistie is niet alleen uitdrukking van communio in het leven van de Kerk; zij is ook een project van solidariteit voor heel de mensheid. In de viering van de Eucharistie vernieuwt de Kerk voortdurend haar besef dat zij "teken en instrument" is, niet alleen "van de innige vereniging met God", maar ook "van de eenheid van heel het menselijk geslacht" Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1. Ook al zou ze in de verborgenheid of in een afgelegen gebied van de aarde worden gevierd, elke Mis draagt steeds het teken van de universaliteit. De christen die deelneemt aan de Eucharistie, leert daarvan dat hij zich in al de omstandigheden van zijn leven tot promotor moet maken van communio, van gemeenschap, van vrede en van solidariteit. De verscheurde aanblik van onze wereld, die aan het nieuwe Millennium is begonnen met het spook van het terrorisme en de tragedie van de oorlog, roept meer dan ooit de christenen op de Eucharistie te beleven als een grote leerschool van de vrede, waar mannen en vrouwen worden gevormd die op de verschillende niveaus van hun verantwoordelijkheid in het maatschappelijke, culturele en politieke leven de dialoog en de communio tot stand brengen.
Er is nog een punt waar ik graag de aandacht op zou willen vestigen, want daar hangt in belangrijke mate de echtheid van de deelname aan de Eucharistieviering in de gemeenschap van af: het betreft de impuls die zij er aan ontleent om zich daadwerkelijk in te zetten voor de opbouw van een meer rechtvaardige en broederlijke samenleving. In de Eucharistie heeft onze God een liefde laten zien die tot het uiterste gaat, en daarmee heeft Hij alle criteria van heerschappij omvergeworpen die maar al te vaak de menselijke betrekkingen beheersen, terwijl Hij het criterium van de dienstbaarheid op radicale manier tot norm verhief: "Als iemand de eerste van allen wil zijn, moet hij de laatste van allen en de dienaar van allen zijn" (Mc. 9, 35). Niet voor niets treffen we in het evangelie volgens Johannes het verhaal van de instelling van de Eucharistie niet aan, maar wel dat van "de voetwassing" (Joh. 13, 1-20): door zich te bukken teneinde de voeten van de leerlingen te kunnen wassen, legt Jezus op ondubbelzinnige wijze de betekenis van de Eucharistie uit. Op zijn beurt stelt Paulus met klem de ongeoorloofdheid van een eucharistieviering waarin niet de naastenliefde schittert door het concrete getuigenis van het delen met de allerarmsten. Vgl. 1 Kor. 11, 17-22.27-34
Zou het dan niet goed zijn om van dit Jaar van de Eucharistie een periode te maken waarin de diocesane en parochiële gemeenschappen zich op een bijzondere manier inzetten om met broederlijke ijver tegemoet te komen aan de nood van mensen die aan een van de vele vormen van armoede lijden die in onze wereld te vinden zijn? Ik denk daarbij aan het drama van de honger waar honderden miljoenen mensen door worden geplaagd, ik denk aan de ziekten die de ontwikkelingslanden als een gesel treffen, aan de eenzaamheid van de ouderen, aan de ontberingen van de werkelozen en aan de tegenspoed van de geïmmigreerden. Dit zijn noden waar ook de allerrijkste landen, zij het in andere mate, mee te maken hebben. Laten we ons geen illusies maken: aan de onderlinge liefde en in het bijzonder aan de zorg voor de noodlijdende zullen wij als echte leerlingen van Christus worden herkend. Vgl. Joh. 13, 35 Vgl. Mt. 25, 1-46 Aan de hand van dit criterium ook zal de echtheid van onze eucharistievieringen worden getoetst.