Paus Benedictus XVI - 21 maart 2010
Geliefde broeders en zusters,
Zo zijn we dan aangekomen bij de vijfde zondag van de Vasten, waarop de liturgie ons dit jaar de het Evangelieverhaal geeft van Jezus die een overspelige vrouw redt van veroordeling en dood (Joh. 8, 1-11). Terwijl Hij onderricht geeft in de Tempel, brengen de schriftgeleerden en farizeeën een vrouw bij Jezus die op overspel betrapt werd, waarvoor de wet van Mozes steniging voorziet. Deze mannen vragen Jezus de zondares te oordelen met de bedoeling Hem op de proef te stellen en een misstap te doen zetten. De scène is dramatisch: het leven van deze persoon hangt af van Jezus’ woorden maar ook het leven van Jezus zelf. De hypocriete aanklagers veinzen dat zij aan Jezus een oordeel toevertrouwen terwijl Hij degene is die ze willen beschuldigen en oordelen. Jezus daarentegen is “vol genade en waarheid” (Joh. 1, 14): Hij weet wat in het hart van elke mens schuilt, Hij wil de zonde veroordelen maar de zondaar redden en hypocrisie ontmaskeren. De evangelist, de heilige Johannes, beklemtoont een detail: terwijl de aanklagers Hem met aandrang ondervragen, bukt Jezus zich en begint met Zijn vinger op de grond te schrijven. De heilige Augustinus merkt op dat dit gebaar Christus toont als Goddelijke wetgever: inderdaad, God schreef de wet met Zijn vinger op de stenen tafels. Vgl. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 33, 5 Jezus is dus de Wetgever, Hij is de rechtspraak in persoon. En wat is Zijn antwoord? “Laat degene onder u die zonder zonden is, het eerst een steen op haar werpen”. Deze woorden zijn vol van de ontwapenende kracht van de waarheid, die de muren van de hypocrisie neerhaalt en het geweten opent voor een grotere gerechtigheid, die van de liefde die de volledige vervulling van ieder voorschrift bevat Vgl. Rom. 13, 8-10 . Het is de gerechtigheid die Saul van Tarsus gered heeft door van hem de heilige Paulus te maken Vgl. Fil. 3, 8-14 .