H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1987
SOLLICITUDO REI SOCIALIS De ontwikkeling van de mens en de samenleving Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI |
|||
► | Een theologische interpretatie van de moderne problemen |
Wanneer wetenschappelijke en technische hulpbronnen ter beschikking staan die, met de noodzakelijke concrete besluiten van politieke aard, ertoe moeten bijdragen dat de volken tenslotte op weg gaan naar een echte ontwikkeling, zal het overwinnen van de grootste obstakels ook alleen slagen uit kracht van wezenlijke morele beslissingen, die voor de gelovigen, vooral voor de christenen, ingegeven worden door de geloofsbeginselen, met behulp van de goddelijke genade.
Ook al moet de huidige situatie toegeschreven worden aan moeilijkheden van diverse aard, toch is het niet misplaatst te spreken van "zondige structuren" die, zoals de apostolische exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Reconciliatio et paenitentia
Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd
(2 december 1984) heeft bevestigd, wortelen in de persoonlijke zonde en dus altijd verband houden met concrete handelingen van de personen die ze invoeren, consolideren en moeilijk te verwijderen maken H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984), 16. "Wanneer de Kerk spreekt van zondige situaties, of bepaalde toestanden of collectieve gedragingen van kleinere of grotere maatschappelijke groepen of zelfs van hele naties of groepen van naties als sociale zonden aanklaagt, dan weet en verkondigt zij dat deze gevallen van sociale zonden de vrucht, de opeenstapeling en de concentratie zijn van de vele persoonlijke zonden. Het gaat om de zeer persoonlijke zonden van wie ongerechtigheid bedrijft, bevordert of misbruikt; van wie iets zou kunnen doen om een bepaald sociaal kwaad te vermijden, op te heffen of minstens te beperken, maar dit nalaat uit luiheid, uit angst en door te verzwijgen wat hij weet, uit verborgen medeplichtigheid of uit onverschilligheid; van wie een uitvlucht zoekt door te beweren dat hij de wereld niet kan veranderen; en ook van wie zich ver wil houden van moeite en offer onder het aanvoeren van schijnredenen van hogere orde. De ware verantwoordelijkheid ligt dus bij de personen. Een situatie - evenals een instituut, een maatschappij - is niet uit zichzelf subject van zedelijk handelen; daarom kan zij niet uit zichzelf goed of slecht zijn.". En zo worden zij krachtiger, verbreiden zij zich, worden zij bronnen van andere zonden en bepalen zij het gedrag van de mensen. "Zonde" en "zondige structuren" zijn categorieën die niet vaak toegepast worden op de situatie van de huidige wereld. Maar het is niet gemakkelijk tot een dieper begrip te komen van de realiteit die zich onder onze ogen ontvouwt, zonder een naam te geven aan de wortel van het kwaad dat ons bezoekt.
Men kan zeker spreken van "egoïsme" en van "kortzichtigheid". Men kan wijzen op "verkeerde politieke berekeningen", op "onvoorzichtige economische beslissingen". In elk van deze kwalificaties beluistert men een echo van ethisch-morele aard. De menselijke conditie is zodanig dat een diepere analyse van de daden en nalatigheden van de personen moeilijk wordt zonder er op de één of andere manier oordelen of verwijzingen van ethische aard bij te betrekken. Deze evaluatie is op zich positief, speciaal als zij geheel coherent wordt en gebaseerd wordt op het geloof in God en zijn wet die voorschrijft het goede te doen en het kwade te laten.
Hierin bestaat het verschil tussen het socio-politieke type van analyse en de formele verwijzing naar de "zonde" en de "zondige structuren". In deze laatste visie nemen de wil van de driewerf heilige God, zijn plan met de mensen, zijn rechtvaardigheid en zijn barmhartigheid een plaats in. God die rijk aan erbarming is, de Verlosser van de mens, de Heer en Schenker van het leven, vraagt van de mensen heel bepaalde gedragingen, die zich ook uitdrukken in handelingen of nalatigheid tegenover de naaste. Hier ligt een verwijzing naar de "tweede tafel" van de tien geboden. Vgl. Ex. 20, 12-17 Vgl. Deut. 5, 16-21 Als men deze niet in acht neemt, beledigt men God, benadeelt men de naaste en voert men in de wereld condities en obstakels in die veel verder reiken dan de handelingen en de korte levensperiode van het individu. Dat dringt ook door in het proces van de ontwikkeling van de volken, waarvan de achterstand of traagheid ook in dit licht beoordeeld moet worden.
Het is duidelijk dat niet alleen de individuen slachtoffer worden van deze tweevoudige zondige houding. Ook de naties en blokken kunnen het worden. En dit begunstigt nog meer de invoering van de "zondige structuren" waarover ik gesproken heb. Als bepaalde normen van modern 'imperialisme' in het licht van deze morele criteria werden gezien, dan zou men ontdekken dat onder bepaalde beslissingen die schijnbaar alleen door de economie of de politiek ingegeven zijn, zich echte vormen van afgoderij verbergen: van het geld, van de ideologieën van de klasse, van de technologie.
Ik heb dat type van analyse vooral willen invoeren om aan te geven wat de werkelijke aard is van het kwaad waarvoor men staat in het vraagstuk van de ontwikkeling van de volken: het gaat om een zedelijk kwaad, de vrucht van vele zonden, die leiden tot "zondige structuren". Een dergelijke diagnose van het kwaad betekent dat men op het niveau van het menselijke gedrag nauwkeurig de weg bepaalt die men moet volgen om het te overwinnen.
In het kader van deze overwegingen heeft het besluit om zich op weg te begeven of de tocht voort te zetten bovenal een morele waarde, waarvan de gelovige mannen en vrouwen erkennen dat zij verlangd wordt door de wil van God, die het enige ware fundament is voor een absoluut bindende ethiek.
Het is te wensen dat ook mannen er vrouwen die geen expliciet geloof hebben, overtuigd zijn dat de obstakels die de volle ontwikkeling in de weg staan, niet alleen van economische aard zijn, maar afhangen van diepere houdingen, waarvan het menselijke wezen zich kan voorstellen dat zij een absolute waarde hebben. Daarom is het te hopen dat zij die in de één of andere mate verantwoordelijk zijn voor een "meer menselijk leven" voor hun medemensen, zich, al of niet geïnspireerd door een godsdienst, ten volle bewust worden van de dringende noodzaak van een verandering van de geestelijke houdingen, die de betrekking van iedere mens bepalen met zichzelf, met de naaste, met de menselijke gemeenschappen, ook de meest verwijderde, en met de natuur, krachtens hogere waarden zoals het algemene welzijn of, om de gelukkige uitdrukking van de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Populorum Progressio
Over de ontwikkeling van de volken
(26 maart 1967) te hernemen, de volledige ontwikkeling "van heel de mens en van alle mensen" H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 42. Voor de christenen evenals voor allen die de nauwkeurige theologische betekenis van het woord 'zonde' erkennen, heet de verandering van gedrag of mentaliteit of wijze van zijn, in Bijbelse taal, 'bekering'. Vgl. Mc. 1, 15
Vgl. Lc. 13, 3.5
Deze bekering wijst specifiek op de relatie met God, met de bedreven schuld, met de gevolgen daarvan en daarom met de naaste, individu of gemeenschap. Het is God, in "wiens handen de harten van de machtigen zijn" vgl. Getijdengebed, derde dag van de derde week van de tijd door het jaar. Gebed van de Vespers en de harten van allen, die volgens zijn eigen belofte door de werking van zijn Geest de "harten van steen" kan veranderen in "harten van vlees". Vgl. Ez. 36, 26
Op de weg van de gewenste bekering naar het overwinnen van de morele belemmeringen voor de ontwikkeling, kan men reeds als positieve en morele waarde het groeiende bewustzijn opmerken van de onderlinge afhankelijkheid van de mensen en de naties. Het feit dat mannen en vrouwen in de verschillende delen van de wereld de onrechtvaardigheden en schendingen van de mensenrechten die in verre landen bedreven worden welke zij wellicht nooit zullen bezoeken, als aan zichzelf bedreven ervaren, is een ander teken van een werkelijkheid die getransformeerd is in geweten en zo een moreel karakter heeft gekregen.
Het gaat vooral om de onderlinge afhankelijkheid begrepen als systeem dat de relaties in de huidige wereld bepaalt in haar economische, culturele, politieke en godsdienstige bestanddelen en opgevat als morele categorie. Als de onderlinge afhankelijkheid zo onderkend wordt, dan is het correlatieve antwoord als morele en sociale houding, als 'deugd', de solidariteit. Deze solidariteit is derhalve niet een gevoel van vaag medelijden of van oppervlakkige vertedering bij het leed van zovele mensen, dichtbij of veraf. Zij is integendeel het vaste of volhardende besluit om zich in te zetten voor het algemeen welzijn ofwel voor het welzijn van allen en van ieder, omdat wij werkelijk allen verantwoordelijk zijn voor allen. Dat besluit berust op de vaste overtuiging dat de oorzaken die de volledige ontwikkeling remmen, de winstzucht en de dorst naar macht zijn waarover gesproken is. Deze 'houdingen' van 'zondige structuren' worden alleen overwonnen - de hulp van de goddelijke genade vooropgesteld - door de diametraal tegenovergestelde houding: de inzet voor het welzijn van de ander, met de bereidheid om, in evangelische zin, "zijn leven te verliezen" voor de ander, in plaats van hem uit te buiten, en "hem te dienen", in plaats van hem te onderdrukken ten eigen voordele. Vgl. Mt. 10, 40-42 Vgl. Mt. 20, 25 Vgl. Mc. 10, 42-45 Vgl. Lc. 22, 25-27
Positieve tekenen zijn in de huidige wereld het groeiend bewustzijn van solidariteit van de armen onder elkaar, hun ingrijpen om elkaar te steunen, de publieke manifestaties op het maatschappelijke toneel, zonder hun toevlucht te nemen tot geweld, maar door hun eigen noden en rechten uiteen te zetten tegenover de ondoelmatigheid of de corruptie van de overheidsmacht. Krachtens haar evangelische verbintenis voelt de kerk zich geroepen aan de zijde van de menigten van armen te blijven, de rechtvaardigheid van wat zij vragen te onderscheiden en bij te dragen tot de bevrediging ervan, zonder het welzijn van de groepen in het kader van het algemene welzijn uit het oog te verliezen.
In de internationale betrekkingen wordt op analoge wijze dezelfde maatstaf toegepast. De onderlinge afhankelijkheid moet getransformeerd worden in solidariteit, gebaseerd op het beginsel dat de geschapen goederen voor allen bestemd zijn. Wat de menselijke vlijt met de bijdrage van de arbeid voortbrengt door de grondstoffen te bewerken, moet gelijkelijk dienen voor het welzijn van allen.
De sterkere en beter toegeruste naties moeten het imperialisme van welk type ook en de bedoeling om eigen hegemonie te handhaven overwinnen en zich moreel verantwoordelijk voelen voor de andere naties om een echt internationaal systeem in te stellen dat berust op de gelijkheid van alle volken en op het noodzakelijke respect voor hun rechtmatige verschillen. De landen die economisch het zwakst zijn of die aan de grens van de overleving zijn blijven staan, moeten met de hulp van de andere volken en van de internationale gemeenschap in staat gesteld worden ook een bijdrage te leveren aan het algemene welzijn, met hun schat van menselijkheid en cultuur, die anders voor altijd verloren zou gaan.
De solidariteit helpt om de 'ander' - persoon, volk of natie - niet als een willekeurig instrument te beschouwen waarvan men het vermogen tot arbeid en de fysieke weerstand goedkoop kan uitbuiten en dat men kan afstoten als het niet meer bruikbaar is, maar als het een 'gelijke" een 'hulp' Vgl. Gen. 2, 18.20 , die men, zoals ons, deelgenoot moet maken van het gastmaal van het leven, waartoe alle mensen gelijkelijk door God uitgenodigd zijn. Vandaar het belang van het opwekken van het religieuze bewustzijn van de mensen en de volken.
Zo sluit men de uitbuiting, de onderdrukking, de vernietiging van de anderen uit. Deze zaken vloeien in de huidige verdeeldheid van de wereld in tegenover elkaar staande blokken samen in het gevaar van oorlog en de overdreven zorg voor de eigen veiligheid, dikwijls ten koste van de zelfstandigheid, de vrije beslissingsmacht, de territoriale onschendbaarheid zelf van de zwakste naties, die binnen de zogenaamde "zones van invloed" of "gordels van veiligheid" vallen. De "zondige structuren" en de zonden die daarin uitmonden, zijn even radicaal tegengesteld aan de vrede als aan de ontwikkeling, omdat de ontwikkeling volgens de bekende uitdrukking van de encycliek van Paus Paulus VI "de nieuwe naam van de vrede" is H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 87.
Zodoende is door ons voorgesteld de weg naar de vrede en naar de ontwikkeling. De vrede in de wereld is inderdaad ongrijpbaar als men van de kant van de verantwoordelijke personen niet komt tot de erkenning dat de onderlinge afhankelijkheid per sé vraagt om het overwinnen van de politiek van de blokken, de afstand van elke vorm van economisch, militair of politiek imperialisme en de verandering van het wederzijdse wantrouwen in samenwerking, die juist de akt zelf is van solidariteit tussen individuen en tussen naties.
Het motto van het pontificaat van mijn vereerde voorganger Pius XII was Opus iustitiae pax, de vrede als vrucht van de rechtvaardigheid. Nu zou men met dezelfde juistheid en dezelfde kracht van Bijbelse inspiratie Vgl. Jes. 32, 17 Vgl. Jak. 3, 18 kunnen zeggen: Opus solidarietatis pax, de vrede als vrucht van de solidariteit.
Het door allen zo verlangde einddoel van de vrede zal zeker bereikt worden door de verwerkelijking van de maatschappelijke en internationale rechtvaardigheid, maar ook door de praktijk van de deugden die de samenleving bevorderen en ons leren te leven om door geven en ontvangen samen een nieuwe maatschappij en een betere wereld op te bouwen.
In het licht van het geloof streeft de solidariteit ernaar zichzelf te overstijgen en de specifiek christelijke dimensies van de volledige onbaatzuchtigheid, de vergeving en de verzoening aan te nemen. De naaste is dan niet slechts een menselijk wezen met zijn rechten en fundamentele gelijkheid ten opzichte van allen, maar hij wordt het levende beeld van God de Vader dat vrijgekocht is door het bloed van Jezus Christus en onder de blijvende inwerking van de heilige Geest is gesteld. Daarom moet hij, ook als hij vijand is, bemind worden met dezelfde liefde waarmee de Heer hem bemint, en men moet voor hem bereid zijn tot het offer, ook het hoogste: "zijn leven geven voor zijn broeders". Vgl. 1 Joh. 3, 16 Het bewustzijn dat God ons aller Vader is en dat alle mensen broeders in Christus zijn, "kinderen in de Zoon", het bewustzijn ook van de tegenwoordigheid en de levendmakende werking van de heilige Geest zal aan onze kijk op de wereld een nieuw criterium van interpretatie geven. Boven de reeds zo sterke en nauwe menselijke en natuurlijke banden uit onderscheidt men in het licht van het geloof een nieuw model van eenheid van de mensheid waardoor de solidariteit zich in laatste instantie moet laten inspireren. Dit hoogste model van eenheid, dat een weerspiegeling is van het innerlijke leven van God die één is in drie Personen, is het model dat wij, christenen, aanduiden met het woord "communio". Deze gemeenschap die specifiek christelijk is en met de hulp van de Heer zorgvuldig bewaakt, uitgebreid en verrijkt wordt, is de ziel van de roeping van de Kerk om "sacrament" te zijn in de reeds vermelde zin.
De solidariteit moet dus bijdragen tot de verwezenlijking van dit goddelijke plan, zowel op individueel vlak als op dat van de nationale en internationale maatschappij. De verkeerde mechanisme en de "zondige structuren", waarover wij gesproken hebben, zullen alleen overwonnen kunnen worden door middel van de beoefening van de menselijk en christelijke solidariteit, waartoe de Kerk uitnodigt en die zij onvermoeibaar bevordert. Alleen zo zullen de vele positieve krachten zich volledig kunnen ontplooien ten gunste van de ontwikkeling en de vrede.
Vele door de Kerk gecanoniseerde heiligen bieden bewonderenswaardige getuigenissen van die solidariteit en kunnen tot voorbeeld strekken in de huidige moeilijke omstandigheden. Onder hen wil ik de heilige Petrus Claver vermelden die zijn leven in dienst gesteld heeft van de slaven van Cartagena de Indias, en de heilige Maximilianus Maria Kolbe die zijn leven gegeven heeft voor een hem onbekende gevangene in het concentratiekamp Auschwitz.