H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1987
Men erkent nu wellicht meer dan vroeger en met grotere duidelijkheid de innerlijke contradictie van een ontwikkeling die alleen beperkt blijft tot de economische kant. Zij onderwerpt de menselijke persoon en zijn diepste behoeften gemakkelijk aan de eisen van de economische planning of van het loutere voordeel.
Het intrinsiek verband tussen authentieke ontwikkeling en eerbiediging van de mensenrechten toont nogmaals het morele karakter van de ontwikkeling aan. De echte verheffing van de mens die in overeenstemming is met de natuurlijke en historische roeping van ieder, bereikt men niet alleen met het exploiteren van de overvloed van goederen en diensten of met het vormen van uitstekende infrastructuren. Wanneer de individuen en de gemeenschappen de morele, culturele en geestelijke eisen niet strikt geëerbiedigd zien welke gebaseerd zijn op de waardigheid van de persoon en op de eigen identiteit van iedere gemeenschap, te beginnen bij het gezin en de godsdienstige gemeenschappen, dan blijkt heel de rest, het ter-beschikking-staan van goederen, de overvloed van technische hulpmiddelen die toegepast wordt op het dagelijkse leven, een zeker niveau van materiële welvaart, onbevredigend te zijn en op den duur verwerpelijk. De Heer van het evangelie bevestigt dit duidelijk waar Hij aller aandacht vestigt op de ware hiërarchie der waarden: "Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van zijn eigen ziel?" (Mt. 16, 26).
Een echte ontwikkeling volgens de eisen die eigen zijn aan het menselijke wezen, man of vrouw, kind, volwassene of bejaarde, impliceert vooral bij degenen die actief tussen beide komen in dit proces en er verantwoordelijk voor zijn, een levendig bewustzijn van de waarde van de rechten van allen en van ieder alsmede van de noodzaak om ieders recht te eerbiedigen op het volledig gebruik van de voordelen welke de wetenschap en de techniek bieden.
Op het binnenlandse vlak van iedere natie is
Positieve tekenen zijn in de huidige wereld het groeiend bewustzijn van solidariteit van de armen onder elkaar, hun ingrijpen om elkaar te steunen, de publieke manifestaties op het maatschappelijke toneel, zonder hun toevlucht te nemen tot geweld, maar door hun eigen noden en rechten uiteen te zetten tegenover de ondoelmatigheid of de corruptie van de overheidsmacht. Krachtens haar evangelische verbintenis voelt de kerk zich geroepen aan de zijde van de menigten van armen te blijven, de rechtvaardigheid van wat zij vragen te onderscheiden en bij te dragen tot de bevrediging ervan, zonder het welzijn van de groepen in het kader van het algemene welzijn uit het oog te verliezen.
In de internationale betrekkingen wordt op analoge wijze dezelfde maatstaf toegepast. De onderlinge afhankelijkheid moet getransformeerd worden in solidariteit, gebaseerd op het beginsel dat de geschapen goederen voor allen bestemd zijn. Wat de menselijke vlijt met de bijdrage van de arbeid voortbrengt door de grondstoffen te bewerken, moet gelijkelijk dienen voor het welzijn van allen.
De sterkere en beter toegeruste naties moeten het imperialisme van welk type ook en de bedoeling om eigen hegemonie te handhaven overwinnen en zich moreel verantwoordelijk voelen voor de andere naties om een echt internationaal systeem in te stellen dat berust op de gelijkheid van alle volken en op het noodzakelijke respect voor hun rechtmatige verschillen. De landen die economisch het zwakst zijn of die aan de grens van de overleving zijn blijven staan, moeten met de hulp van de andere volken en van de internationale gemeenschap in staat gesteld worden ook een bijdrage te leveren aan het algemene welzijn, met hun schat van menselijkheid en cultuur, die anders voor altijd verloren zou gaan.
De solidariteit helpt om de 'ander' - persoon, volk of natie - niet als een willekeurig instrument te beschouwen waarvan men het vermogen tot arbeid en de fysieke weerstand goedkoop kan uitbuiten en dat men kan afstoten als het niet meer bruikbaar is, maar als het een 'gelijke" een 'hulp' Vgl. Gen. 2, 18.20 , die men, zoals ons, deelgenoot moet maken van het gastmaal van het leven, waartoe alle mensen gelijkelijk door God uitgenodigd zijn. Vandaar het belang van het opwekken van het religieuze bewustzijn van de mensen en de volken.
Zo sluit men de uitbuiting, de onderdrukking, de vernietiging van de anderen uit. Deze zaken vloeien in de huidige verdeeldheid van de wereld in tegenover elkaar staande blokken samen in het gevaar van oorlog en de overdreven zorg voor de eigen veiligheid, dikwijls ten koste van de zelfstandigheid, de vrije beslissingsmacht, de territoriale onschendbaarheid zelf van de zwakste naties, die binnen de zogenaamde "zones van invloed" of "gordels van veiligheid" vallen. De "zondige structuren" en de zonden die daarin uitmonden, zijn even radicaal tegengesteld aan de vrede als aan de ontwikkeling, omdat de ontwikkeling volgens de bekende uitdrukking van de encycliek van Paus Paulus VI "de nieuwe naam van de vrede" is H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 87.
Zodoende is door ons voorgesteld de weg naar de vrede en naar de ontwikkeling. De vrede in de wereld is inderdaad ongrijpbaar als men van de kant van de verantwoordelijke personen niet komt tot de erkenning dat de onderlinge afhankelijkheid per sé vraagt om het overwinnen van de politiek van de blokken, de afstand van elke vorm van economisch, militair of politiek imperialisme en de verandering van het wederzijdse wantrouwen in samenwerking, die juist de akt zelf is van solidariteit tussen individuen en tussen naties.
Het motto van het pontificaat van mijn vereerde voorganger Pius XII was Opus iustitiae pax, de vrede als vrucht van de rechtvaardigheid. Nu zou men met dezelfde juistheid en dezelfde kracht van Bijbelse inspiratie Vgl. Jes. 32, 17 Vgl. Jak. 3, 18 kunnen zeggen: Opus solidarietatis pax, de vrede als vrucht van de solidariteit.
Het door allen zo verlangde einddoel van de vrede zal zeker bereikt worden door de verwerkelijking van de maatschappelijke en internationale rechtvaardigheid, maar ook door de praktijk van de deugden die de samenleving bevorderen en ons leren te leven om door geven en ontvangen samen een nieuwe maatschappij en een betere wereld op te bouwen.