Ook een type van ontwikkeling dat de persoonlijke en maatschappelijke, economische en politieke
mensenrechten, met inbegrip van de
rechten van de naties en volken, niet zou eerbiedigen en bevorderen, zou de
mens niet werkelijk
waardig zijn.
Men erkent nu wellicht meer dan vroeger en met grotere duidelijkheid de innerlijke contradictie van een ontwikkeling die alleen beperkt blijft tot de economische kant. Zij onderwerpt de menselijke persoon en zijn diepste behoeften gemakkelijk aan de eisen van de economische planning of van het loutere voordeel.
Het intrinsiek verband tussen authentieke ontwikkeling en eerbiediging van de mensenrechten toont nogmaals het morele karakter van de ontwikkeling aan. De echte verheffing van de mens die in overeenstemming is met de natuurlijke en historische roeping van ieder, bereikt men niet alleen met het exploiteren van de overvloed van goederen en diensten of met het vormen van uitstekende infrastructuren. Wanneer de individuen en de gemeenschappen de morele, culturele en geestelijke eisen niet strikt geëerbiedigd zien welke gebaseerd zijn op de waardigheid van de persoon en op de eigen identiteit van iedere gemeenschap, te beginnen bij het gezin en de godsdienstige gemeenschappen, dan blijkt heel de rest, het ter-beschikking-staan van goederen, de overvloed van technische hulpmiddelen die toegepast wordt op het dagelijkse leven, een zeker niveau van materiële welvaart, onbevredigend te zijn en op den duur verwerpelijk. De Heer van het evangelie bevestigt dit duidelijk waar Hij aller aandacht vestigt op de ware hiërarchie der waarden: "Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van zijn eigen ziel?" (Mt. 16, 26).
Een echte ontwikkeling volgens de eisen die eigen zijn aan het menselijke wezen, man of vrouw, kind, volwassene of bejaarde, impliceert vooral bij degenen die actief tussen beide komen in dit proces en er verantwoordelijk voor zijn, een levendig bewustzijn van de waarde van de rechten van allen en van ieder alsmede van de noodzaak om ieders recht te eerbiedigen op het volledig gebruik van de voordelen welke de wetenschap en de techniek bieden.
Op het binnenlandse vlak van iedere natie is
- de eerbiediging van alle rechten zeer belangrijk;
- vooral van het recht op leven in iedere fase van het bestaan,
- de rechten van het gezin als basisgemeenschap of "cel van de maatschappij ",
- de rechtvaardigheid in de arbeidsverhoudingen,
- de rechten die inherent zij aan het leven van de politieke gemeenschap als zodanig,
- de rechten die berusten op de transcendente roeping van het menselijke wezen, te beginnen bij het recht op de vrij belijdenis van de eigen godsdienst.
Op
internationaal vlak of op het vlak van de onderlinge betrekkingen tussen de staten of, in de gang bare taal, tussen de verschillende 'werelden' is
- strikte eerbied nodig voor de identiteit van ieder volk met zijn eigen historische en culturele kenmerken.
- Het is eveneens onmisbaar, zoals de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Populorum Progressio
Over de ontwikkeling van de volken
(26 maart 1967) reeds hier hoopte, aan ieder volk gelijkelijk het recht toe te kennen om "aan te zitten aan de tafel van het gemeenschappelijke gastmaal" Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 47. "een wereld worden opgebouwd, waarin vrijheid niet slechts een leeg woord is en waarin de arme Lazarus kan aanzitten aan dezelfde tafel als de rijke.", in plaats van, zoals Lazarus, buiten de deur te moeten liggen waar "de honden zijn zweren kwamen likken". Vgl. Lc. 16, 21
- Zowel de volken als de afzonderlijke personen moeten een fundamentele gelijkheid Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 47. "Er moet een wereld worden opgebouwd, waarin iedere mens zonder onderscheid van ras, godsdienst en nationaliteit een waarachtig menselijk leven kan leiden, zonder een slavernij, die hem wordt opgelegd door de mensen " genieten, waarop bij voorbeeld het handvest van de Organisatie van de Verenigde Naties gebaseerd is. Gelijkheid is de grondslag van het recht van allen op deelname aan het proces van volledige ontwikkeling.
- Om volledig te zijn moet de ontwikkeling verwerkelijkt worden in het kader van solidariteit en vrijheid, zonder ooit de één aan de ander op te offeren onder welk voorwendsel ook.
Het morele karakter van de ontwikkeling en de noodzakelijke bevordering ervan treden in het volle licht, als er het hoogste respect is voor alle eisen die voortvloeien uit de orde aan de
waarheid en het
goede, die het menselijke schepsel eigen is. De christen die opgevoed is tot het onderscheiden van Gods beeld in de mens die geroepen is tot deelname aan de waarheid en het goede dat
God zelf is, kan zich bovendien de inzet voor de ontwikkeling en de uitvoering ervan niet indenken zonder de inachtneming en eerbiediging van de unieke waardigheid van dit 'beeld'. Met andere woorden: de ware ontwikkeling moet berusten op de
liefde voor God en voor de naaste en bijdragen tot de bevordering van de betrekkingen tussen de individuen en de maatschappijen. Dat is de "beschaving van de liefde", waarvan Paus Paulus VI zo vaak gesproken heeft.