Paus Benedictus XVI - 10 maart 2010
Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Bonaventura (1) - zijn leven
(3 maart 2010) heb ik gesproken over het leven en de persoonlijkheid van de heilige Bonaventura van Bagnoregio. Vanmorgen zou ik dit willen voortzetten door stil te staan bij een deel van zijn literair werk en doctrine.
De heilige Bonaventura die in 1257 minister generaal van de Franciscaanse Orde werd, stond tegenover een grote spanning in de schoot van zijn Orde, omwille van hen die vasthielden aan de verkeerde stroming van de “spirituele Franciscanen” die naar Joachim van Flore verwijzen. Juist om aan die groepering te beantwoorden en de eenheid aan de Orde terug te geven, bestudeerde de heilige Bonaventura zorgvuldig de authentieke geschriften van Joachim van Flore evenals de geschriften die aan hem werden toegeschreven en vanuit de noodzaak om de persoon en de boodschap van zijn veelgeliefde heilige Franciscus juist voor te stellen, wou hij een juiste visie geven op de theologie van de geschiedenis. De heilige Bonaventura behandelde dit probleem in zijn laatste werk, een verzameling van conferenties voor de monniken ten tijde van Parijs, die onvolledig gebleven was en tot ons kwam door transcripties van de toehoorders, met als titel “H. Bonaventura
Collationes in Hexaëmeron ()”, namelijk een allegorische verklaring van de zes scheppingsdagen. De Kerkvaders beschouwden de zes of zeven dagen van het scheppingsverhaal als een profetie over de geschiedenis van de wereld, van de mensheid. De zeven dagen vertegenwoordigen voor hen zeven periodes van de geschiedenis, later ook geïnterpreteerd als zeven millennia. Met Christus zouden wij de laatste periode moeten ingaan, namelijk de zesde periode van de geschiedenis, waarop vervolgens de grote sabbat (rustdag) van God zou moeten volgen. De heilige Bonaventura neemt deze historische interpretatie van de scheppingsdagen aan, doch op een zeer vrije en vernieuwende manier.
Op dit punt kan het nuttig zijn te zeggen dat ook vandaag gezichtspunten bestaan volgens dewelke de geschiedenis van de Kerk in het tweede millennium een voortdurende neergang zou zijn; sommigen zien de neergang reeds onmiddellijk na het Nieuwe Testament. In werkelijkheid, “Opera Christi non deficiunt, sed proficiunt”, “de werken van Christus gaan niet achteruit doch vooruit”. Wat zou de Kerk zijn zonder de nieuwe spiritualiteit van de Cisterciënzers, Franciscanen en Dominicanen, de spiritualiteit van de heilige Theresia van Avila en de heilige Johannes van het Kruis, en zo verder? Ook vandaag geldt de uitspraak: “Opera Christi non deficiunt, sed proficiunt”, zij gaan vooruit. De heilige Bonaventura leert ons de nodige, zelfs strenge onderscheiding tussen nuchter realisme en openheid voor nieuwe charisma’s door Christus in de Heilige Geest aan Zijn Kerk gegeven. En terwijl zich deze idee van de neergang herhaalt, herhaalt zich ook een andere idee, de “spiritualistische utopie”. Wij weten namelijk dat na het Tweede Vaticaans Concilie sommigen overtuigd waren dat alles nieuw was, dat er een andere Kerk was, dat de Kerk van voor het Concilie ten einde was en dat we er een andere zouden hebben, helemaal “anders”. Een anarchistische utopie! En dank zij God, hebben de wijze stuurmannen van de boot van Petrus, paus Paulus VI en paus Johannes Paulus II, enerzijds het nieuwe van het Concilie verdedigd en anderzijds verdedigden zij tegelijk de uniciteit en continuïteit van de Kerk, die steeds een Kerk van zondaars is en steeds een oord van genade.
Zo zien wij dat voor de heilige Bonaventura besturen niet simpelweg een handeling was, doch vooral denken en bidden. Aan de basis van zijn beleid vinden wij steeds gebed en denken; al zijn beslissingen komen voort uit overweging, de gedachte door gebed verlicht. Zijn innig contact met Christus was steeds vergezeld door zijn werk van minister generaal; daarom heeft hij een reeks theologisch-mystieke geschriften samengesteld die de ziel van zijn beleid uitdrukken en de bedoeling tot uiting brengen waarmee hij de Orde innerlijk leidt, namelijk niet alleen door bevelen en structuren maar door de zielen te leiden en te verlichten door ze op Christus te oriënteren.
Van zijn geschriften, die de ziel zijn van zijn beleid en die de weg tonen die zowel het individu als de gemeenschap moet bewandelen, zou ik slechts één willen vermelden, zijn meesterwerk, “H. Bonaventura
Itinerarium Mentis in Deum
De weg van de geest naar God ()”, een “handboek” van mystieke contemplatie. Dit boek werd bedacht op een plaats van diepe spiritualiteit: de berg Verna waar de heilige Franciscus de stigmata kreeg. In de inleiding illustreert de schrijver de omstandigheden die aan de oorsprong van dit geschrift lagen:
“Terwijl ik mediteerde over de mogelijkheden van de ziel om tot God te naderen, haalde ik onder meer opnieuw dit heerlijke gebeuren voor de geest dat de zalige Franciscus op deze plaats overkwam, het visioen van de gevleugelde serafijn in de vorm van de Gekruisigde. Hierover mediterend gaf ik mij onmiddellijk rekenschap dat dit visioen mij de contemplatieve extase bood van vader Franciscus en tegelijk de vreugde die ertoe leidt” H. Bonaventura, De weg van de geest naar God, Itinerarium Mentis in Deum. Voorwoord, 2 in “Opere di San Bonaventura. Opuscoli Teologici / 1, Rome, 1993, p. 499.
De zes vleugels van de serafijn werden zo het symbool van de zes fases die de mens geleidelijk brengen van het kennen van God, langs het observeren van de wereld en de schepselen en langs de ontdekkingstocht van de ziel met haar vermogens, tot de eenheid met de Drie-eenheid die verleend wordt door bemiddeling van Christus, tot navolging van de heilige Franciscus van Assisi. De laatste woorden van “H. Bonaventura
Itinerarium Mentis in Deum
De weg van de geest naar God ()” van de heilige Bonaventura die een antwoord zijn op de vraag naar de manier waarop men deze mystieke gemeenschap met God kan bereiken, zouden diep in ons hart moeten neerdalen:
“Indien gij nu verzucht te weten hoe dit kan gebeuren (de mystieke gemeenschap met God), vraag het aan de genade, niet aan de doctrine; het verlangen, niet het verstand; het prevelen van het gebed, niet de studie van de letter; de bruidegom, niet de leraar; God, niet de mens; de duisternis, niet de klaarheid; niet het licht, maar het vuur dat alles in vlam zet en in God vervoert met sterke zalvingen en zeer vurige genegenheden … Laten wij dus de duisternis ingaan, doven wij de angsten, hartstochten en spookbeelden; laten wij met Christus die aan deze wereld gekruisigd is, overgaan naar de Vader opdat wij, na Hem gezien te hebben, met Filippus zeggen: dat is mij genoeg” H. Bonaventura, De weg van de geest naar God, Itinerarium Mentis in Deum. VII, 6.