Paus Benedictus XVI - 12 maart 2010
Heren Kardinalen,
Dierbare medebroeders in het Bisschopsambt en het Priesterschap,
Geachte aanwezigen,
Ik ben blij u bij deze bijzondere gelegenheid te ontmoeten en ik groet u allen van harte. Mijn gedachten gaan in het bijzonder uit naar kardinaal Claudio Hummes, Prefect van de Congregatie voor de Clerus en ik dank hem voor de woorden die hij tot mij gericht heeft. Mijn dankbaarheid gaat uit naar het gehele dicasterie voor de ijver waarmee het de vele initiatieven van het Jaar van de Priester coördineert, waaronder ook dit Theologisch Congres met als thema: “De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap”. Ik ben verheugd omwille van dit initiatief waarbij méér dan vijftig bisschoppen en méér dan vijfhonderd priesters aanwezig zijn, velen van hen als nationale of diocesane verantwoordelijken voor de Clerus en de permanente vorming. Uw aandacht voor de thema’s die verband houden met het Ambt van de Priester is één van de vruchten van dit bijzondere Jaar, dat ik heb willen uitroepen net om “bij te dragen aan het intensiveren van het streven van alle priesters naar een innerlijke vernieuwing, voor een nog sterker en daadkrachtiger getuigenis voor het Evangelie in de wereld van vandaag” Paus Benedictus XVI, Brief, Aan de priesters bij het begin van het "Jaar van de priester" bij gelegenheid van de 150e "dies natalis" van Johannes Maria Vianney (16 juni 2009), 1.
Het thema van de priesterlijke identiteit, het onderwerp van uw eerste studiedag, is bepalend voor de uitoefening van het priesterambt vandaag en in de toekomst. In een tijdperk als het onze dat dermate ‘policentrisch’ is en geneigd is om elke vorm van identiteitsbegrip te laten verdampen omdat dit door velen aanzien wordt als in tegenstrijd met de vrijheid en de democratie, is het belangrijk om duidelijk de theologische uitzonderlijkheid van het gewijde Ambt voor ogen te hebben om niet toe te geven aan de verleiding om het Ambt te herleiden tot heersende, culturele categorieën. In een context van wijdverspreide secularisatie, die méér en méér God uit de publieke sfeer, maar ook –zo is de tendens- uit het gedeelde, maatschappelijke geheugen uitsluit, lijkt de priester vaak ‘vervreemd’ van het algemene aanvoelen, precies omwille van de meest fundamentele aspecten van zijn ambt, zoals daar zijn: een mens zijn van het heilige, onttrokken aan de wereld om ten gunste te spreken voor de wereld, waarbij hij tot deze zending aangesteld is door God en niet door de mensen Vgl. Hebr. 5, 1 .
Daarom is het belangrijk om gevaarlijke reducties te overstijgen die in de voorbije decennia, met gebruik van eerder functionalistische dan ontologische categorieën, de priester hebben voorgesteld als nagenoeg een ‘sociaal werker’ met als gevaar het Priesterschap van Christus te verraden. Zoals het steeds meer dringend wordt om een hermeneutiek van de continuïteit Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Expergiscere homo - Tot de Romeinse Curie bij gelegenheid van het uitwisselen van de Kerstwensen 2005 (22 dec 2005), 6-10. Noot van de redactie te hebben om op adequate wijze de teksten van Vaticanum II te verstaan, zo op analoge wijze lijkt het noodzakelijk om een hermeneutiek te hebben die we zouden kunnen noemen “van de priesterlijke continuïteit”, welke, vertrekkende vanuit Jezus van Nazareth, Heer en Christus, en doorheen tweeduizend jaar van de geschiedenis van grootsheid en heiligheid, van cultuur en vroomheid, die de Priester heeft neergeschreven in de wereld, aanbelandt bij onze dagen.
Vragen wij aan God, op voorspraak van de Zalige Maagd Maria en de Heilige Johannes Maria Vianney, dat wij Hem elke kunnen danken voor de grote gave van de roeping en met volledige en vreugdevolle trouw ons Priesterschap kunnen leven. Dank aan allen voor deze ontmoeting. Graag verleen ik aan ieder van u de Apostolische Zegen.