DE GODGEWIJDE, EEN BRUG NAAR GODVespers in St.-Pietersbasiliek, feest Opdracht van Jezus in de Tempel - Dag van het godgewijde leven
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Homilie)
Paus Benedictus XVI -
2 februari 2010
DE GODGEWIJDE, EEN BRUG NAAR GOD
Vespers in St.-Pietersbasiliek, feest Opdracht van Jezus in de Tempel - Dag van het godgewijde leven
Geliefde broeders en zusters,
Op het feest van de Opdracht in de Tempel vieren wij een mysterie uit het leven van Christus, dat verbonden is aan een voorschrift van de Wet van Mozes. Het schreef aan ouders voor, veertig dagen na de geboorte van de eerstgeborene naar de tempel in Jeruzalem op te gaan om hun zoon aan de Heer op te dragen en de rituele reiniging van de moeder te bekomen Vgl. Ex. 13, 1-2.11-16
Vgl. Lev. 12, 1-8
. Ook Maria en Jozef onderhouden dit gebruik, door overeenkomstig de wet een paar tortelduiven of twee jonge duiven te offeren. Bij nader toezien begrijpen we dat God op dat ogenblik, door de woorden van de bejaarde Simeon en de profetes Hanna, Zijn enig geboren Zoon zelf kenbaar maakt aan de mensen. Want Simeon verkondigt Jezus als het “Heil” van de mensheid, als het “Licht” van alle volken en “Teken van tegenspraak” omdat Hij de gedachten van de harten openbaar zal maken Vgl. Lc. 2, 29-35
. In het oosten werd dit feest “Hypapante” genoemd, feest van de “ontmoeting”: want Simeon en Hanna die Jezus in de tempel ontmoeten en de langverwachte Messias in Hem erkennen, vertegenwoordigen de mensheid die haar Heer in de Kerk ontmoet. Later breidde dit feest zich ook uit in het westen; daar ontwikkelt zich vooral de symboliek van het licht en de kaarsenprocessie, waarnaar de naam “Maria Lichtmis” verwijst. Met dit zichtbare teken wil men tot uitdrukking brengen dat de Kerk in het geloof Degene ontmoet die het “Licht van de mensen” is en die zij met heel de vurigheid van haar geloof aanvaardt om dit “Licht” in de wereld uit te dragen.
De eerbiedwaardige Dienaar Gods, Johannes Paulus II, heeft gewild dat op dit liturgisch feest, vanaf 1997 in heel de Kerk een bijzondere Dag van het Gewijde Leven gevierd wordt. Want de opoffering van Gods Zoon - gesymboliseerd door Zijn Opdracht in de Tempel – is een voorbeeld voor elke man en vrouw die hun leven geheel aan de Heer wijden. Drie doeleinden heeft deze dag: vooral de Heer loven en danken voor het geschenk van het gewijde leven; ten tweede, er kennis en waardering voor vragen vanwege heel het Godsvolk; tenslotte, allen die heel hun leven aan het Evangelie gewijd hebben, uitnodigen de wonderen te prijzen die de Heer in hen volbracht heeft. Ik dank u, omdat u op deze dag die bijzonder aan u gewijd is, zo talrijk samengekomen bent en ik zou ieder van u zeer genegen willen begroeten: mannelijke en vrouwelijke religieuzen en godgewijde personen. Ik ben u van harte nabij en druk mijn oprechte waardering uit voor het goede dat u ten dienste van het Godsvolk doet.
De korte lezing uit de
Brief aan de Hebreeën die zojuist werd voorgelezen, brengt goed de verschillende motieven bij elkaar die aan de oorsprong van deze zinvolle en mooie dag liggen, en biedt ons enkele stimulansen tot nadenken. Deze tekst – het gaat slechts om twee verzen – die echter zeer rijk aan betekenis zijn – opent het tweede deel van de
Brief aan de Hebreeën en leidt het centrale thema “Christus Hogepriester” in. Eigenlijk zou men ook het vers dat er onmiddellijk aan voorafgaat, moeten bekijken; het luidt: “Nu wij een verheven hogepriester hebben, een die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten wij vasthouden aan onze belijdenis” (
Hebr. 4, 14). Dit vers toont Jezus, zoals Hij naar de Vader opstijgt; het aansluitende vers daarentegen toont hoe Hij naar de mens afdaalt. Christus wordt als Middelaar geopenbaard: Hij is waarachtig God en waarachtig mens, daarom behoort Hij waarlijk tot de Goddelijke en de menselijke wereld.
Inderdaad, juist en alleen uitgaande van dit
geloof – de geloofsbelijdenis in Jezus Christus als enige en definitieve Middelaar – heeft het gewijde leven in de Kerk, heeft een
door Christus aan God gewijd leven, zin. Het heeft slechts zin wanneer Hij
werkelijk Middelaar is tussen God en ons, anders zou het slechts een vorm van sublimatie of vlucht zijn. Indien Christus niet werkelijk God en tegelijk geheel mens was, zou het fundament van het christelijk leven verdwijnen, maar vooral van iedere christelijke wijding van man en vrouw. Het gewijde leven is een “sterk” getuigenis en uitdrukking juist van dit wederkerig zoeken van God en mens, zoals de liefde die hen aantrekt; de gewijde persoon is alleen reeds door het feit dat zij bestaat, als een “brug” naar God voor iedereen die hem of haar ontmoet, als een oproep, een vermaning. En dit alles dank zij het Middelaarschap van Jezus Christus, de Gezalfde van de Vader. Hij is het Fundament! Hij, die onze zwakheid gedeeld heeft, opdat wij deel kunnen hebben aan zijn Goddelijke natuur.
Meer nog dan het geloof, onderstreept onze tekst het “vertrouwen” waarmee wij tot de “troon van genade” kunnen naderen, omdat onze Hogepriester zelf “op allerlei manieren op de proef gesteld werd, precies zoals wij”. Wij mogen naderen om “barmhartigheid en genade te verkrijgen en tijdige hulp”. Het lijkt mij dat deze woorden een diepe waarheid en tegelijk ook grote troost voor ons inhouden, wij die het geschenk en tegelijk de plichten van een bijzondere wijding in de Kerk ontvangen hebben . Ik denk vooral aan u, geliefde broeders en zusters. U bent vol vertrouwen tot de “troon van genade” genaderd, die Christus is, tot Zijn kruis, tot Zijn hart, tot Zijn Goddelijke aanwezigheid in de Eucharistie. Ieder van u is tot Hem genaderd als de Bron van zuivere en trouwe Goddelijke liefde, een zo grote en mooie liefde, dat zij alles verdient, ja, meer dan alles, want een heel leven volstaat niet om te vergoeden wat Christus voor ons is en gedaan heeft. Maar u bent Hem genaderd en u nadert elke dag tot Hem, ook om tijdige hulp te verkrijgen en op het ogenblik van beproeving.
Gewijde personen zijn bijzonder geroepen om getuigen te zijn van deze barmhartigheid van de Heer, waarin de mens zijn heil vindt. In hen is de ervaring van Gods vergeving levendig, want zij zijn zich ervan bewust “geredden” te zijn, groot te zijn als zij hun kleinheid belijden, zich omhuld te weten door Gods heiligheid wanneer zij hun zonden belijden. Ook voor de mens van vandaag blijft het gewijde leven daarom een bevoorrechte school in een “berouwvol hart”, in het nederig erkennen van eigen zwakheid, maar tegelijk blijft het een school in vertrouwen op Gods barmhartigheid, op Zijn liefde die ons nooit in de steek laat. Want hoe meer men tot God nadert, hoe dichter men bij Hem is, des te meer men voor anderen van nut kan zijn. Gewijde personen doen de ervaring van Gods genade, barmhartigheid en vergeving niet alleen voor zichzelf op, maar ook voor de broeders en zusters want zij zijn geroepen in hun hart en gebed de angsten en verwachtingen van de mensen te dragen, vooral van hen die ver van God verwijderd zijn. Vooral gemeenschappen die in het slot leven, beoefenen met hun bijzondere plicht om trouw “bij de Heer te blijven” en “onder het kruis te volharden” – in vereniging met de lijdende Christus – dikwijls deze plaatsvervangende rol, door het leed en de beproevingen van anderen op zich te nemen en alles met vreugde op te offeren voor het heil van de wereld.
Geliefde vrienden, willen wij tenslotte de Heer voor het gewijde leven loven en danken. Hoeveel armer zou de wereld zijn indien het gewijde leven er niet was! Anders dan oppervlakkige overwegingen inzake nuttigheid, is het gewijde leven juist daarom belangrijk dat het een teken is van kosteloosheid en liefde en dit des te meer in een maatschappij die het risico loopt te verstikken in het voorbijgaande en nuttige
Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over het gewijde leven en zijn zending in de Kerk en de wereld, Vita Consecrata (25 mrt 1996), 105. Het gewijde leven toont daarentegen de overvloed van de liefde die ertoe aanzet het eigen leven te “verliezen” in antwoord op de overvloed van de liefde van de Heer, die als eerste Zijn leven voor ons “verloren” heeft. Op dit ogenblik denk ik aan de gewijde personen die de last voelen van het moeizame alledaagse leven dat arm is aan menselijke voldoening, ik denk aan bejaarde en zieke mannelijke en vrouwelijke religieuzen, aan iedereen die zich in het apostolaat in moeilijkheden bevindt ... Niemand is nutteloos omdat de Heer u laat deelhebben aan de “troon van genade”. U ben veeleer een waardevol geschenk voor de Kerk en de wereld die naar God en Zijn woord dorst.
Vol vertrouwen en dankbaarheid willen ook wij het gebaar van onze overgave door de opdracht in de tempel hernieuwen. Het
Priesterjaar moge voor priesters uit de religieuze Ordes een verdere gelegenheid zijn hun weg van heiliging te verdiepen, en voor alle godgewijde vrouwen en mannen een impuls om de dienst van de priesters met onvermoeibaar gebed te begeleiden en ondersteunen. Dit genadejaar zal in juni aanstaande op de internationale priesterontmoeting in Rome een hoogtepunt bereiken, waarop ik allen uitnodig die de heilige dienst uitoefenen. Wij naderen de driemaal heiige God om ons leven en onze persoonlijke en gemeenschappelijke zending op te offeren als mannen en vrouwen die aan het Rijk Gods gewijd zijn. Wij voltrekken dit innerlijk gebaar in diepe geestelijke gemeenschap met de Maagd Maria: terwijl wij Haar aanschouwen, hoe Zij het Kind Jezus in de tempel opdraagt, vereren wij Haar als eerste en volmaakte Godgewijde die zelf gedragen wordt door God die Zij in Haar armen draagt, en als arme en gehoorzame Maagd die zich helemaal aan ons wijdt, omdat zij God helemaal toebehoort. Haar navolgend en met Haar moederlijke hulp willen wij ons “adsum” – “hier ben ik” - en ons “
fiat” vernieuwen. Amen.
© 2010, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie