Franjo Kardinaal Seper - 20 oktober 1980
PASTORALIS ACTIO Instructie over het Doopsel van kinderen |
|||
► | DE DOOR DE TRADITIE ONTVANGEN LEER OVER HET DOOPSEL VAN KINDEREN | ||
► | De zending van de Kerk |
De Kerk heeft deze zending althans vanaf de eerste tijd zo verstaan, en zeker niet alleen ten aanzien van de volwassenen. Want de woorden welke Jezus tot Nicodemus sprak heeft de kerk altijd zo begrepen, 'dat kinderen niet van het Doopsel mochten worden uitgesloten'. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Het Doopsel van kinderen, Ordo Baptismi parvulorum (15 mei 1969). Praenotanda, no. 2, p. 15 Deze woorden hadden namelijk een zo universele en absolute vorm, dat zij door de vaders als geschikt zouden worden vastgehouden om de noodzaak van het Doopsel vast te stellen en door het leergezag uitdrukkelijk op kinderen zouden worden toegepast: Zie de noten in alineanrs 6-7 Eraan toegevoegd kan worden de geloofsbelijdenis van patriarch Dosithaeus van Jeruzalem (1672), Mansi 34, 1746 ook voor hen moet dit Sacrament voor het toetreden tot het volk van God H. Augustinus, De peccatorum meritis et remissione et de baptismo parvulorum ad Marcellinum. lib. 3. C. 4, n. 7, PL 44,189: 'Wanneer kinderen worden gedoopt, gaat het om niets anders, dan dat zij bij de Kerk worden ingelijfd, dat wil zeggen, zij worden verbonden met het lichaam en de ledematen van Christus', schrijft de heilige Augustinus en de deur tot het eigen heil worden beschouwd. Vgl. H. Augustinus, De peccatorum meritis et remissione et de baptismo parvulorum ad Marcellinum. lib. I, C. 26, n. 38, PL 44, 131
Door zo te leren en te handelen heeft de Kerk getoond, dat zij geen andere weg kent dan het Doopsel om voor de kinderen de toegang tot de eeuwige zaligheid te waarborgen; daarom draagt zij er zorg voor de van de Heer ontvangen zending niet te verwaarlozen en aan allen die gedoopt kunnen worden de wedergeboorte 'uit water en Heilige Geest' te schenken. Wat echter de kinderen betreft die zonder Doopsel zijn gestorven, kan de Kerk niets anders doen dan hen aan de barmhartigheid van God toevertrouwen, zoals zij in feite doet in de begrafenisritus welke voor hen is opgesteld. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Orde van dienst voor de uitvaartliturgie, Ordo Exsequiarum (15 aug 1969). ed. typica, Romae, August 15, 1969, nos. 82, 231- 237
Dat de kinderen hun geloof nog niet zelf kunnen belijden verhindert de kerk geenszins hun dit Sacrament toe te dienen, omdat zij hen namelijk in haar eigen geloof doopt. Dit leerstuk is reeds door de heilige Augustinus duidelijk omschreven; hij schreef immers: 'Want de kinderen worden aangeboden om de geestelijke genade te ontvangen, niet zozeer door hen door wie ze op de armen worden gedragen (ofschoon ook door hen als zij goede gelovigen zijn), als wel door de hele gemeenschap van de heiligen en gelovigen ... de moederkerk die in haar geheel in de heiligen bestaat, doet dit dus, omdat zij zowel aan allen tezamen als aan ieder afzonderlijk het leven schenkt'. H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 98, 5: PL 33, 362 Vgl. H. Augustinus, Preken, Sermones. 176, 2, 2: PL 38, 950 De heilige Thomas van Aquino en na hem alle theologen hernemen deze leer: het kind dat wordt gedoopt, gelooft niet zelf of door een eigen daad, maar door anderen, 'door het geloof van de Kerk dat aan het kind wordt meegedeeld'. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. IIIa, q. 69, a. 5, ad 3 Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. IIIa, q. 68, a. 9, ad 3 Dezelfde leer wordt ook in de vernieuwde orde van dienst voor het Doopsel verondersteld, wanneer de bedienaar de ouders, peter en meter vraagt het geloof te belijden van de Kerk waarin de kinderen worden gedoopt. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Het Doopsel van kinderen, Ordo Baptismi parvulorum (15 mei 1969). Parenotanda, no. 2: cf. no. 56
Hoewel de Kerk zich inderdaad bewust is van de doeltreffendheid van haar geloof dat in het Doopsel van de kinderen werkzaam is, en van de geldigheid van het Sacrament dat zij hen toedient, erkent zij in haar praktijk evenwel bepaalde beperkingen, daar zij een kind buiten stervensgevaar niet tot het Sacrament toelaat tenzij met toestemming van de ouders en de ernstig verkregen waarborg dat de gedoopte een katholieke opvoeding wordt gegeven: Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Het Doopsel van kinderen, Ordo Baptismi parvulorum (15 mei 1969). Parenotanda, no. 2 Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Het Doopsel van kinderen, Ordo Baptismi parvulorum (15 mei 1969), 56 haar gaan immers zowel de natuurlijke rechten van de ouders ter harte als de eisen van de geloofsontwikkeling in het kind.