Franjo Kardinaal Seper - 20 oktober 1980
Zowel in het oosten als in het westen wordt het gebruik om kinderen te dopen voor een traditienorm van onheugelijke tijden gehouden. Origenes en daarna de heilige Augustinus beschouwden dit gebruik als een "van de apostelen ontvangen traditie". Vgl. H. Augustinus, De Genesi ad litteram. X, 23, 39: PL 34, 426 Terwijl evenwel in de tweede eeuw de eerste openlijke getuigenissen verschijnen, laat geen van hen het Doopsel zien als iets nieuws.
De heilige Irenaeus vooral beschouwt het als voor de hand liggend en gebruikelijk onder de gedoopten samen met pubers, jongeren en ouderen ook 'zuigelingen en kinderen' te tellen.' H. IreneĆ¼s van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. II, 22, 4: PG 7, 784; Harvey I, 330 Vanaf de 2e eeuw worden op veel inscripties veel kinderen 'kind van God' genoemd, welke titel alleen aan gedoopten werd gegeven, of men leest een uitdrukkelijke vermelding van hun Doopsel; vgl. bijvoorbeeld, Corpus inscriptionum graecarum 111, nn, 9727, 9801, 9817; E. Diehl, inscriptiones latinae christianae veteres, Berlin. 1961, nn. 1523 (3). 4429 A. Het alleroudste rituaal dat in het begin van de derde eeuw de apostolische traditie beschrijft, bevat het volgende voorschrift: 'Doopt allereerst de kinderen: allen die voor zichzelf kunnen spreken, moeten spreken; maar voor wie niet voor zichzelf kunnen spreken moeten hun ouders spreken of iemand uit hun familie'. H. Hippolytus, Traditio Apostolica. ed. B. Botte, Münster. Aschendorff, 1963 (LQF 39), blz. 44 De heilige Cyprianus verzekerde tijdens een synode met de Afrikaanse bisschoppen, 'dat aan geen mensenkind de barmhartigheid en genade van God mogen worden geweigerd', en terwijl dezelfde synode eraan herinnerde dat 'alle mensen van gelijke waarde zijn', welke ook hun gestalte of leeftijd is, verklaarde zij daarom als rechtmatig dat 'ze vanaf de tweede of derde dag na hun geboorte gedoopt konden worden'. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. PL 3, 1013-1019; ed. Hartel, (CSEL 3), pp. 717-721 In de Kerk van Afrika was deze praktijk bijzonder hecht, niettegenstaande de mening van Tertullianus die de raad gaf het Doopsel van kinderen uit te stellen wegens de onschuld van hun leeftijd en uit vrees voor de afvalligheden die in de jeugd zouden kunnen voorvallen. Vgl. Tertullianus, De Baptismo. XVIII, 3-XIX, I, PL I, 1220-1222 Vgl. Tertullianus, De Anima. 39-41, PL 2,719 vv
In de loop van de vierde eeuw heeft de praktijk om kinderen te dopen ongetwijfeld een zekere teruggang gekend. Want toen in die tijd de volwassenen zelf hun christelijke initiatie uitstelden, omdat zij bang waren voor toekomstige vergrijpen en terugschrokken voor de openbare boete, wachtten vele ouders om dezelfde redenen met het Doopsel van hun kinderen. Maar eveneens staat vast, dat er kerkvaders en kerkleraren waren, zoals Basilius, Gregorius van Nyssa, Ambrosius, Johannes Chrysostomus, Hiëronymus, Augustinus, die ofschoon zij om dezelfde redenen pas op volwassen leeftijd waren gedoopt, toch heftig tegen een dergelijke nalatigheid streden door de volwassenen te bezweren de viering van het Doopsel, dat immers voor het heil noodzakelijk is, niet uit te stellen; Vgl. H. Basilius van Caesarea, Homiliae. XIII exhortatoria ad sanctum baptisma: PG 424- 436 Vgl. H. Gregorius van Nyssa, Adversus eos qui differunt baptismum oratio. PG 46, 424 Vgl. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. XIII, 7: PL 35, 1496; CCL 36, p. 134 verschillende onder hen drongen ook aan op het dopen van kinderen. Vgl. H. Ambrosius van Milaan, De Abraham. II, 11, 81-84: PL 14, 495-497: CSEL 32, 1, pp. 632-635 Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Catechesis. III, 5-6, ed. A. Wenger, SC 50, pp. 153-154 Vgl. H. Hieronymus, Epistolarium. 107, 6; PL 22, 873, ed. J. Labourt (Bude), vol. 5, pp. 151-152 Vgl. H. Gregorius van Nazianze, Orationes theologicae. XL in sanctum baptisma, 17 and 28: PL 380 and 399: Hoewel Gregorius van Nazianze moeders evenwel aanzet dat hun kinderen zeer jong worden gedoopt, volstaat hij ermee een leeftijd van drie jaar vast te stellen