H. Ambrosius van Milaan - 1 januari 387
DE SACRAMENTIS Over de Sacramenten |
|||
► | Hoofdstuk IV |
De reden waarom u van te voren was verteld niet alleen te geloven in wat u zag, was dat u zou kunnen zeggen : Is dit het grote mysterie 'dat geen oog heeft gezien, noch oor heeft gehoord, noch is opgekomen in het mensenhart. Mij nu reinigen in hetgeen waarin ik zo vaak gebaad heb en nog nooit ben gereinigd? Hierdoor kunt u erkennen dat water niet reinigt zonder de Geest.
Zie daarom dat de drie getuigen in de doop, water, bloed en de Geest, één zijn, want als er één wordt weggenomen, bestaat het sacrament van de Doop niet. Want wat is water zonder het kruis van Christus? Een gewoon element, zonder sacramenteel effect. Noch is er het Sacrament van de Wedergeboorte zonder water: 'Want tenzij een mens opnieuw wordt geboren uit water en Geest, kan hij het koninkrijk van God niet binnenkomen.' Nu, zelfs de doopleerling gelooft in het kruis van de Heer Jezus, waarmee hij ook is getekend; maar tenzij hij gedoopt wordt in de Naam van de Vader, en de Zoon en de Heililge Geest, kan hij niet de vergeving van zonden noch de gave van de geestelijke genade ontvangen.
Onder de wet doopte de Syriër zich zeven maal, maar u ben gedoopt in de naam van de Drieëenheid, u beleed de Vader. Herinner u wat u deed: u erkende de Zoon, u beleed de Heilige Geest. Let goed op de volgorde van deze dingen: u stierf aan de wereld, en verrees tot God. En als het ware begraven voor de wereld in dat element, dood voor de zonde, stond u op tot eeuwig leven. Geloof daarom dat dit water niet zonder kracht is.
Daarom wordt gezegd: 'Een engel van de Heer daalde af in de vijver op een bepaald moment, en het water kwam in beweging; en hij die als eerste afdaalde in het water, werd genezen van welke kwaal dan ook.' Dit bad was in Jeruzalem, waarin ieder jaar iemand genezen werd, maar niemand werd genezen, voordat de engel was neergedaald. Want voor degenen die niet geloofden werd het water bewogen als teken dat de engel was afgedaald. Zij hadden een teken, u hebt geloof; voor hen daalde een engel af, voor u de Heilige Geest; voor hen werd het schepsel bewogen, voor u werkt Christus zelf, de Heer van schepping.
Toen werd er maar één genezen, nu worden allen heel gemaakt; of meer precies, alleen de christenmensen, voor sommigen is zelfs het water onbetrouwbaar. De doop van ongelovigen geneest niet, maar verontreinigt. De Joden wassen schalen en kelken, alsof dingen zonder verstand in staat zijn tot schuld of genade. Maar u wast deze levende kelk van u, moge daarin uw goede werken stralen, en de glorie van uw genade helder zijn. Want dat bad was een voorbeeld, zodat u moogt geloven dat de kracht van God neerdaald in dit doopvont.
Immers de verlamde wachtte op een man. En welke man anders dan de Heer Jezus, geboren uit de Maagd, die bij zijn Komst niet langer de voorafschaduwing zou genezen één voor één, maar de waarheid zou het geheel genezen. Hij is het op wiens neerdaling werd gewacht, van wie de Vader tegen Johannes de Doper zei: 'Op Wie je de Geest ziet neerdalen en blijven, die is Het die doopt met de Heilige Geest'. En Johannes getuigt van Hem, en zei: 'Ik zag de Geest uit de Hemel neerdalen als een duif en op Hem blijven', en waarom daalde de Geest neer als een duif, dan dat u zou zien, dat u zou erkennen, dat die duif, welke ook de rechtvaardige Noe uit de Ark liet gaan, een gelijkenis was van deze duif, dat u het zinnebeeld zult herkennen van het sacrament?
Misschien heeft u bezwaar: immers een echte duif werd uitgestuurd, en de Geest daalde neer als een duif, hoe kunnen we dan zeggen dat de gelijkenis daar was en de realiteit hier, want in het Grieks is geschreven dat de Geest neerdaalde in de gelijkenis van een duif? Maar wat is zo reël als de Godheid die voor altijd blijft? Nu, het schepsel kan niet de realiteit zijn, het is slechts de gelijkenis, die eenvoudig te vernietigen en te veranderen is. Dus nogmaals, omdat de eenvoud van de dopelingen niet in voorkomen moet zijn, maar in werkelijkheid, zegt de Heer: 'Ben wijs als slangen en eenvoudig als duiven.' Terecht dan, daalde Hij neer als een duif, om ons te vermanen eenvoudig te zijn als de duif. Verder lezen we over de gelijkenis die gebracht wordt tot werkelijkheid, ten aanzien van Christus: 'En werd gezien in de gelijkenis van een man;' en ten opzichte van God de Vader: 'Noch hebt u Zijn gelijkenis gezien.'