H. Paus Johannes Paulus II - 23 maart 1988
Op de wekelijkse algemene audiëntie van woensdag 23 maart 1988 heeft Paus Johannes Paulus II zijn catechese-cyclus over "De formulering van het geloof van de Kerk in Jezus Christus" voortgezet met een derde uiteenzetting over de conciliaire definities over Chrsitus.
In de volmaakte eenheid van de goddelijke Persoon is Jezus Christus dus waarlijk God en waarlijk mens. In de eenheid van de persoon is een tweeheid van natuur en bijgevolg ook een tweeheid van wil en van handelen. Dit laatste is gedefinieerd door het derde concilie van Constantinopel (681) tegen de dwaling van het monoteletisme, die aan Christus slechts een wil toekende. Er zijn in Christus twee willen, die echter niet aan elkaar tegengesteld zijn. De menselijke wil volgt zonder verzet of weerspannigheid de goddelijke wil, zoals Jezus zelf aangegeven heeft: "Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van de Vader, die Mij gezonden heeft" (Joh. 6, 38).
'Hij, die waarlijk God is, is ook waarlijk mens. De nederige conditie van de mens en de verhevenheid van de godheid gaan samen zonder de minste schijn. Zoals God niet veranderd door zijn barmhartig nederdaling, zo wordt de mens niet geabsorbeerd door de goddelijke waardigheid. Elk van de beide naturen bewerkt in vereniging met de anderen, wat haar eigen is. Het Woord doet dus, wat aan het Woord toekomt, terwijl het vlees doet, wat aan het vlees toekomt. De ene schittert vanwege haar wonderen, de andere ondergaat de beledigingen. En zoals het woord de gelijkheid met de Vader niet verliest, blijft het vees in de conditie van het menszijn... Zeggen: "Ik en de Vader, Wij zijn een" (Joh. 14, 28), en zeggen : "De Vader is grote dan Ik" (Joh. 14, 28) behoren niet tot dezelfde natuur. Want ofschoon er in de Heer Jezus Christus, die God en mens is, een persoon is, is het beginsel, waaruit voor God en voor de mens de vernedering voortkomt, een ander, dan het beginsel, waaruit voor God en voor de mens de heerlijkheid voortkomt. Uit onze natuur heeft Hij een mensheid, die minder is dan de Vader, uit de Vader heeft hij een godheid, die gelijk is aan Vader'. H. Paus Leo I de Grote, Over de Menswording van het Woord van God - Aan Bisschop Flavianus, Lectis dilectionis tuae - Tomus I Leonis (13 juni 449), 8-10