GETUIGENIS DOET ROEPINGEN ONTSTAANWereldgebedsdag voor de Roepingen 25 april 2010
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Boodschap)
Paus Benedictus XVI -
13 november 2009
Geachte broeders in het bisschops- en priesterambt,
beste broeders en zusters,
De 47ste wereldgebedsdag voor roepingen, die op 25 april 2010, de vierde zondag van Pasen – de zondag van de ‘Goede Herder’ – wordt gevierd, biedt mij de gelegenheid een thema voor te leggen om over na te denken, dat goed past bij het Jaar van de Priester: Getuigenis doet roepingen ontstaan. Of inspanningen in de roepingenpastoraal vruchten voortbrengen, hangt immers op de allereerste plaats af van Gods goedertierend handelen. De pastorale ervaring laat echter zien dat ook de kwaliteit en de rijkdom van een persoonlijk en gemeenschappelijk getuigenis van hen die in het priesterambt en het gewijde leven reeds op de roep van de Heer hebben geantwoord, bijdragen aan de vruchtbaarheid ervan: hun getuigenis kan immers in anderen de wens doen opkomen om even edelmoedig gevolg te geven aan de roep van Christus. Er bestaat derhalve een nauwe samenhang met het leven en de zending van de priesters en godgewijde mannen en vrouwen. Daarom zou ik allen die de Heer heeft geroepen tot het werk in zijn wijngaard, willen uitnodigen om hun antwoord juist nu te hernieuwen in het Jaar van de Priester, dat ik naar aanleiding van de 150ste sterfdag van de heilige Johannes Maria Vianney heb uitgeroepen. De pastoor van Ars is een steeds actueel voorbeeld voor alle priesters en pastoors.
Reeds in het Oude Testament waren de profeten zich ervan bewust dat zij geroepen waren om met hun leven te getuigen van hetgeen zij verkondigen, en daarvoor ook onbegrip, afwijzing en vervolging te verdragen. De opdracht die hun door God was toevertrouwd, nam hun hele bestaan in beslag als een “brandend vuur” in het hart, dat men niet kan doven
Vgl. Jer. 20, 9
. Zo waren zij bereid om de Heer niet alleen hun stem te schenken, maar alles wat tot hun leven behoorde.
In de volheid van de tijd getuigt Jezus, de gezondene van de Vader Vgl. Joh. 5, 36
, door zijn zending van de liefde van God voor alle mensen, zonder onderscheid en met een bijzondere zorg voor de laatsten, de zondaars, de gemarginaliseerden, de armen. Hij is de meest verheven getuige van God en van zijn wil om alle mensen te redden. Bij het aanbreken van deze nieuwe tijd getuigt Johannes de Doper door een leven dat geheel erop is gericht om Christus een weg te bereiden, dat in de Zoon van Maria van Nazareth Gods belofte in vervulling gaat. Wanneer hij Hem naar de Jordaan, waar hij doopte, ziet komen, wijst hij zijn leerlingen op Hem als ‘het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt’ (Joh. 1, 29). Zijn getuigenis draagt rijke vrucht: twee van zijn leerlingen ‘hoorden Hem dat zeggen en gingen Jezus achterna’ (Joh. 1, 37).
Ook de roeping van Petrus loopt volgens de schildering van Johannes via het getuigenis van zijn broer Andreas. Nadat deze de Meester heeft ontmoet en op zijn uitnodiging om bij Hem te blijven is ingegaan, voelt hij de behoefte om zijn broer onmiddellijk mee te delen wat hij heeft ontdekt, toen hij ‘bij de Heer is gebleven’: ‘Wij hebben de Messias’ – vertaald betekent dat: de Gezalfde – ‘gevonden’, en hij bracht hem bij Jezus’ (Joh. 1, 41-42). Zo ging het ook met Natanaël – Bartholomeüs – dankzij het getuigenis van een andere leerling, Filippus, die hem vol vreugde zijn grote ontdekking meedeelde: ‘Degene over wie Mozes in de Wet geschreven heeft en ook de profeten, Hem hebben wij gevonden: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth.’ (Joh. 1, 45) Het volledig vrije initiatief van God ontmoet de verantwoordelijkheid van de mens en bewerkt dat zij die zijn uitnodiging aannemen, door hun getuigenis op hun beurt tot werktuig van de goddelijke roepstem worden. Dat gebeurt ook vandaag in de Kerk: God bedient zich van het getuigenis van priesters die trouw zijn aan hun roeping om nieuwe roepingen doen ontstaan tot het priesterschap en het gewijde leven in dienst van het Godsvolk. Daarom zou ik aan drie aspecten van het priesterlijk leven willen herinneren die mij wezenlijk lijken voor een effectief getuigenis van een priester.
Een ander aspect van het priesterschap en het gewijde leven is een volledige gave van zichzelf aan God. De apostel Johannes schrijft: ‘Wat liefde is hebben wij geleerd van Christus: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders’ (
1 Joh. 3, 16). Met deze woorden nodigt hij de leerlingen uit om in het voetspoor van de logica van Jezus te treden, die zijn hele leven de wil van de Vader heeft vervuld tot aan de uiterste gave van zichzelf aan het kruis. Hier openbaart zich de barmhartigheid van God in heel haar volheid: barmhartige liefde, de de duisternis van het kwaad, de zonde en de dood heeft overwonnen. Het beeld van Jezus, hoe Hij bij het Laatste Avondmaal van tafel opstaat, zijn gewaad aflegt, zich met een linnen doek omgordt en zich buigt om de apostelen de voeten te wassen, brengt de dienst en de toewijding ten opzichte van de wil van de Vader tot uitdrukking die Hij heel zijn leven lang in gehoorzaamheid heeft getoond
Vgl. Joh. 13, 3-15
. In navolging van Jezus moet ieder die tot een leven met een bijzondere roeping is geroepen, zich ervoor inzetten getuige te worden van een volledige gave van zichzelf aan God. Daaruit komt het vermogen voort om zich met een volledige, voortdurende en trouwe toewijding in te zetten voor hen die de Voorzienigheid heeft toevertrouwd aan hun herderlijk dienstwerk, en met vreugde de reisgenoot te worden van veel broeders en zusters, opdat zij zich openstellen voor de ontmoeting met Christus en zijn woord licht op hun weg wordt. De geschiedenis van iedere roeping is bijna altijd verbonden met het getuigenis van een priester die met vreugde de gave van zichzelf aan zijn broeders en zusters omwille van het hemelrijk beleeft. De nabijheid en het woord van een priester kunnen namelijk vragen oproepen en ook tot definitieve beslissingen leiden
Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen, Pastores Dabo Vobis (25 mrt 1992), 39.
Een derde aspect dat priesters en godgewijde mannen en vrouwen beslist moet kenmerken, is ten slotte het leven in gemeenschap. Jezus heeft op de innige gemeenschap in liefde gewezen als kenmerk van hen die zijn leerlingen willen zijn: ‘Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart’ (
Joh. 13, 35). In het bijzonder moet de priester een gemeenschapsmens zijn, die tegenover alle mensen open is en de hele kudde die de Heer hem in zijn goedheid heeft toevertrouwd, op de weg bijeen kan houden. Hij moet helpen verdeeldheid te overwinnen, scheuren te herstellen, een einde te maken aan onbegrip en tegenstellingen, beledigingen te vergeven. Tijdens mijn ontmoeting met de geestelijkheid van Aosta in juli 2005 heb ik gezegd dat de jongeren, wanneer zij geïsoleerde en droevige priesters zien, beslist niet ertoe worden aangemoedigd om dit voorbeeld te volgen. Zij worden onzeker, wanneer zij de indruk krijgen dat dit de toekomst van een priester is. Daarom is het belangrijk een leven in gemeenschap te leiden, dat hun laat zien hoe mooi het is om priester te zijn. Dan zal de jongere zeggen: ‘Dat kan ook voor mij een toekomst zijn, zo kan men leven’
Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, In de parochiekerk van Introd/Aosta, Ontmoeting met priesters uit het Bisdom Aosta (25 juli 2005). Het
Tweede Vaticaans Concilie onderstreept met betrekking tot het getuigenis dat roepingen doet ontstaan, het voorbeeld van liefde en broederlijke teamgeest dat priesters moeten geven
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 2.
Dat geldt ook voor het gewijde leven. Het bestaan van godgewijde mannen en vrouwen zelf spreekt van de liefde van Christus, wanneer zij Hem in volledige trouw aan het evangelie navolgen en zich zijn criteria betreffende oordelen en handelen met vreugde eigen maken. Zij worden tot een ‘teken van tegenspraak’ voor de wereld, waarvan de logica vaak door materialisme, egoïsme en individualisme wordt bepaald. Wanneer zij zich door God laten veroveren en zichzelf wegcijferen, doen hun trouw en de kracht van hun getuigenis ook verder in het hart van veel jongeren de wens ontstaan om van hun kant Christus voor altijd en met een grote totale overgave te volgen. De zuivere, arme en gehoorzame Christus navolgen en zich met Hem identificeren – dat is het ideaal van het gewijde leven, een getuigenis van het absolute primaatschap van God in het leven en in de geschiedenis van de mensen.
Moge deze
wereldgebedsdag vele jongeren opnieuw een kostbare gelegenheid bieden om na te denken over hun eigen roeping en deze met eenvoud, trouw en volledige bereidwilligheid te aanvaarden. Moge de Maagd Maria, Moeder van de Kerk, in het hart van allen die de Heer roept tot een bijzondere navolging van Hem, iedere kiem van een roeping, hoe klein die ook is, bewaren en tot een krachtige boom laten worden, rijk aan vruchten, tot heil van de Kerk en de gehele mensheid. Daarvoor bid ik en geef ik allen de apostolische zegen.
Uit het Vaticaan, 13 november 2009.
Benedictus XVI