H. Paus Johannes Paulus II - 15 maart 1988
Ik kan echter niet zwijgen over het feit dat in de huidige tijd niet weinigen het de gehuwden eerder moeilijk maken, dan hen bij te staan in deze zware verantwoordelijkheid. Elke mens die de schoonheid en de waardigheid van de huwelijksliefde heeft waargenomen, kan niet onverschillig blijven ten opzichte van deze pogingen met al hun neven-effecten, waarmee geprobeerd wordt de huwelijksband gelijk te stellen met wat feitelijk louter samenleven is. Deze onrechtvaardige gelijkstelling is destructief ten aanzien van een van de meest fundamentele waarden van elke burgerlijke samenleving en dat is achting van het huwelijk en is een wan-opvoeding van de jongere generaties, die op deze manier verleid worden een begrip van vrijheid te hebben en te ervaren, dat in de wortel verwrongen en verkeerd blijkt te zijn.
De echtgenoten kunnen bovendien ernstig worden tegengewerkt in hun opdracht om hun huwelijkse liefde correct te beleven, door een zekere hedonistische mentaliteit, door toedoen van de massamedia en door ideologieën en praktijken die tegenovergesteld zijn aan het Evangelie. Maar de echtgenoten kunnen ook ernstig worden tegengewerkt met alle zware en ontbindende gevolgen van dien -, wanneer de onderwezen leer van de encycliek ter discussie gesteld wordt, zoals dat ook gebeurd van de kant van sommigen theologen en zelfs van zielenherders. Zo'n houding kan inderdaad tot twijfel leiden over een leer, die voor de Kerk een vast staande leer is. En zo wordt tevens het zicht op een waarheid verduisterd, waarover helemaal niet kan worden gediscussieerd. Dit is geen teken van 'pastoraal begrip', maar van onbegrip van het ware welzijn van de persoon. De waarheid kan niet worden gemeten volgens de opinie van de meerderheid.